Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Hoofdlijnen nederlands recht
› 2335 Alles bij elkaar
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Hoofdlijnen nederlands recht
2335 Alles bij elkaar
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Aanbod en aanvaarding = Handeligen verricht door ten minste twee personen die tezamen leiden tot het ontstaan van een overeenkomst. Aanvullende schadevergoeding = Eis waarbij uitsluitend of naast nakoming, ontbinding of vervangende schadevergoeding, vertragingsschade of gevolgschade wordt gevorderd als resultaat van wanprestatie door de schuldenaar. Beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid = Rechtsfiguur die ertoe kan leiden dat een onderdeel van een overeenkomst voor niet-geschreven wordt gehouden en dus ook niet van toepassing is op de juridische relatie een onderdeel van een overeenkomst voor niet-geschreven wordt gehouden en dus ook niet van toepassing is op de juridische relatie tussen de betrokken partijen. In plaats van beperkende werking wordt ook wel gesproken van een derogerende werking. Aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid = Rechtsfiguur die ertoe kan leiden dat tussen partijen iets van kracht is, hoewel dit niet met zoveel woorden was afgepsroken. Blote rechtsfeiten = Feit waaruit rechtsgevolgen voortkomen zonder dat de betrokkene in staat is daarop wezenlijke invloed uit te oefenen. Voorbeelden: geboorte, overlijden, bereiken van 18e en 65e levensjaar. Duurovereenkomst = Overeenkomst die op continuiteit gericht is en die moet worden opgezegd, wil zij ten einde komen. Eenzijdige overeenkomst = Overeenkomst waaruit slecht een verbintenis voortvloeit en waarbij dus de ene partij een recht krijgt en de andere partij een plicht heeft. Exoneratiebeding = Beding waarbij een van de contracterende partijen haar aansprakelijkheid voor mogelijke schade van de wederpartij heeft uitgesloten. Feitelijke handeling = Handeling waarbij een bepaald rechtsgevolg intreedt, geheel los van de vraag of dit rechtsgevolg ook gewild is. Prototype is de onrechtmatige daad. Garantieverplichting = Clausule waarbij een van de contracterende partijen ermee instemt dat zij bepaalde schadeposten zal vergoeden als deze zich zullen voordoen, hoewel zij zonder deze clausule daartoe niet gehouden zouden zijn. Genuszaak = Soort zaak die niet geinividualiseerd is. Handelingsonbekwaamheid = Onmogelijkheid om onaantastbare rechtshandelingen te verrichten. Handelingsonbekwaam zijn minderjarigen, onder curatele gestelden en zij die op grond van een rechterlijk bevel in een krankzinnigengesticht (psychiatrische inrichting) zijn geplaatst. Ingebrekestelling = Schriftelijke sommatie aan de schuldenaar om alsnog binnen een redelijke termijn aan zijn contractuele verplichting te voldoen. Nakoming = Eis waarbij wordt gevorderd dat de wederpartij zal handelen zoals zij contractueel heeft toegezegd. Nietige rechtshandeling = Rechtshandeling die van de aanvang nooit geacht wordt te hebben bestaan. Obligatoire overeenkomst = Afspraak tussen twee of meer personen waaruit een of meer verbintenissen (rechten en plichten) uit voortkomen. Omzettingsmededeling = Bericht aande schuldenaar waarbij wordt medegedeeld dat wordt afgezien van nakoming en dat vervangende schadevergoeding zal worden gevorderd. Onherroepelijk aanbod = Bod dat niet meer kan worden ingetrokken omdat uitdrukkelijk een termijn is gesteld waarbinnen het aanbod aanvaard kan worden. Ontbinding = Vordering als gevolg van wanprestatie van de kant van de schuldenaar. Resultaat van ontbindingis dat beide partijen bevrijd worden van de verplichtingen, voortkomend uit de gesloten overeenkomst. Ontbinding heeft geen terugwerkende kracht. Opschortingsrecht = Recht om niet te voldoen aan de eigen uit overeenkomst voortkomende verplichtingen totdat de wederpartij nakomt. Het opschortingsrecht valt uiteen in de exceptio non adimpleti contractus, de onzekerheids exceptie en het retentierecht. Opzeggen = Aan de wederpartij te kennen geven dat de overeenkomst ten einde zal komen. Overmacht = Situatie waarbij de schuldenaar niet kan worden veroordeeld tot schadevergoeding doordat zich feiten hebben voorgedaan waardoor hij niet kon nakomen. Bewezen moet worden dat de schuldenaar geen verwijt treft en dat de wet, een overeenkomst of de verkeersopvattingen niet meebrengen dat de gevolgen, die feiten, voor rekening van de debiteur zijn. Rechtfeit = Juridisch relevant feit, omdat er een rechtsregel valt aan te wijzen die een bepaald rechtsgevolg verbindt aan het betreffende feit. Rechtshandeling = Rechtsfeit met een rechtsgevolg dat beoogd is. Prototype voor de meerzijdige rechtshandeling is de (obligatoire) overeenkomst, voor de eenzijdige rechtshandeling het testament. Specieszaak = Geindividualiseerde zaak. Het onderscheid genus- en specieszaak kan van belang zijn ingeval nakoming gevorderd wordt. Verbintenisscheppende overeenkomst = Afspraak tussen twee of meer personen waaruit een of meer verbintenissen (rechten en plichten) uit voortkomen. Vernietigbare rechtshandeling = Rechtshandeling die rechtskracht bezit tot het moment waarop deze door de partij die beschermd wordt, vernietigd wordt. Vervangende schadevergoeding = Eis waarbij wordt afgezien van nakoming van de verbintenis door de wederpartij en schadevergoeding gevorderd wordt die uit de niet-nakoming is voortgekomen. Verzuim = Situatie die intreedt nadat de schuldenaar de intreed nadat de schuldenaar de in de ingebrekestelling genoemde redelijke termijn voorbij heeft laten gaan. Wanprestatie = Niet, te late of ondeugdelijke nakoming van hetgeen waartoe men zich verbonden heeft. Synoniem voor wanprestatie is 'tekortkoming in de nakoming van een verbintenis'. Wederkerige overeenkomst = Overeenkomst waarbij beide partijen ten minste zowel een recht verkrijgen al een plicht op zich nemen. Wils- en vertrouwensleer = Leer waarbij ervan wordt uitgegaan, dat een verklaring die niet strookt met de wil, niet kan leiden tot het tot stand komen van een overeenkomst. Er komt echter alsnog een overeenkomst tot stand als de wederpartij er in redelijkheid op mocht vertrouwen dat er geen discrepantie bestond tussen wil en verklaring. Wilsdefect = Rechtsfiguur die ertoe leidt dat geen overeenkomst tot stand komt, omdat iets verklaard is dat niet is gewild. Materie is geregeld in de artt. 33, 34 en 35 boek 3 BW. Wilsgebrek = Rechtsfiguur die ertoe leidt dat geen overeenkomst vernietigd wordt omdat de wil op een gebrekkige wijze gevormd is. Wil en verklaring stemmen wel overeen. Wilsgebreken zijn dwaling, bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden. Een overeenkomst komt tot stand = Wanneer aanbod en aanvaarding op elkaar aansluiten en wanneer de verklaring van beide partijen overeenkomstig hun wil is. Nietig verklaring overeenkomst = Een van de partijen kan stellen dat zin verklaring niet overeenkomstig zijn wil was (hij beroept zich op een wilsdefect). Verder kan de wil gebrekkig gevormd zijn, de overeenkomst kan in strijd zijn met de wet en ten slotte kan er sprake zijn van handelingsonbekwaamheid. Dit is op te lossen aan hand van artt. 33, 34 en 35 boek 3 BW. Een van de partijen kan stellen dat zin verklaring niet overeenkomstig zijn wil was (hij beroept zich op een wilsdefect) = De wederpartij kan daar weer tegenoverstellen dat hij er redelijkerwijs op mocht vertrouwen dat de verklaring wel overeenkomstig de wil was. Wilsgebreken = Dwaling, bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden. Vier factoren inhoud van de overeenkomst = 1. Wat de partijen zijn overeengekomen. 2. De inhoud van de wet. 3. De gewoonte. 4. De redelijkheid en billijkheid, dit valt uiteen in de aanvullende en beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Wanneer een partij Meerzijdige rechtshandeling = Rechtshandelingen die pas geldig zijn wanneer twee of meer rechtssubjecten hun op elkaar aansluitende wilsverklaringen kenbaar maken. Eenzijdige rechtshandeling = Deze is geldig als deze wordt verricht door 1 persoon. Rechtsfeiten zijn = Rechtshandelingen, feitelijke handelingen en blote rechtsfeiten. Rechtshandelingen zijn = Meerzijdig (overeenkomst) of eenzijdig (testament). Feitelijke handeling is = (On)rechtmatige daad. Blote rechtsfeiten zijn = Overlijden, geboorte, meerderjarigheid en 65-jarige leeftijd. Handelingsonbekwaam zijn = Minderjarige (die niet gehuwd of geregistreerd (geweest) is), onder curatele gestelde en een persoon met rechterlijke bevel in psychiatrische inrichting. Absoluut recht = Recht dat tegenover iedereen te handhaven is. Absolute rechten hebben een goed als object. Akte van cessie = Afzonderlijk door betrokken partijen opgesteld stuk waarbij een vordering op naam wordt overgedragen, Beperkt recht = Recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht dat met het beperkte recht is bezwaard. Dit meer omvattende recht wordt ook moederrecht genoemd. Beperkte rechten zijn absolute rechten. Beschikkingsbevoegdheid = Als men eigenaar of rechthebbende is van een goed. Uitzondering vormt de faillietverklaarde. Beschikkingsbevoegdheid is een vereiste voor een (eigendoms) overdracht. Bezitsverschaffing = Leveringshandeling, vereist voor de overdracht van een roerende zaak. Bezitsverschaffing kan plaatsvinden via a) feitelijke overgave, b) een tweezijdige verklaring, (c.p.,levering en levering brevi manu) of c) een tweezijdige verklaring aan houder (levering longa manu). Bezitter = Iemand die (al dan niet terecht) pretendeert eigenaar/rechthebbende te zijn. Voorbeeld van persoon die ten onrechte pretendeert eigenaar/ rechthebbende te zijn is een dief. Constitutum possessorium = Spiegelbeeld van traditio brevi manu: juridische term voor de situatie dat een eigenaar van een roerende zaak houder wordt. Eigendomsrecht = Meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben. Inbreuken op eigendomsrechten kunnen ontstaan door a) rechten van anderen, b)wettelijke voorschriften, c) regels van ongeschreven recht. Goed = Alle zaken en vermogensrechten. Goederenrecht = Dat deel van het vermogensrecht dat in de eerste plaats de juridische relatie tussen een persoon en een goed. Hinder = Op onrechtmatige wijze inbreuk maken op rechten van anderen als gevolg van rumoer, trillingen, stank enzovoort. Is men in bezit van een vergunning dan is niet uitgesloten dat men desondanks op onrechtmatige wijze hinder aan anderen kan toebrengen. Houder (detentor) = Iemand die een goed onder zich heeft, geen eigenaar/rechthebbende is en dit ook geenszins pretendeert. VB: Lener of huurder. Misbruik eigendomsrecht = Wanneer a) dit recht met geen ander doel wordt uitgeoefend dan om een ander schade te betrokkenen en b) een te grote onevenredigheid optreed tussen het belang tot uitoefenen van het eigendomsrecht en het belang dat als het gevolg daarvan wordt geschaad. Moederrecht = Recht dat met een beperkt recht is bezwaard. Als moederrecht kunnen fungeren: het eigendomsrecht, een ander absoluut recht en een geldvorderingsrecht. Recht van erfdienstbaarheid = Absoluut zakelijk genotsrecht waarbij de eigenaar van het heersende erg een recht heeft ten opzichte van het dienende erf. BV. het recht van overpand. Recht van erfpacht = Absoluut zakelijk genotsrecht om een onroerende zaak van een ander te houden en te gebruiken. Recht van hypotheek = Zekerheidsrecht op een registergoed, De hypotheekhouder kan zich op dit registergoed verhalen ingeval de geldlener(hypotheekgever) zijn verplichtingen niet nakomt. Recht van opstal = Absoluut zakelijk genotsrecht dat het natrekkingsprincipe doorkruist. Heeft men een recht van opstal, dan kan men eigenaar zijn van een gebouw dat op grond staat die eigendom is van een ander. Recht van pand = Zekerheidsrecht op roerende zaken of vermogensrechten. Men kan zich op deze zaken of rechten verhalen wanneer de geldlener zijn verplichtingen niet nakomt. Men maakt onderscheid tussen vuitpand en bezitloos pandrecht. Recht van parate executie = Recht om zonder tussenkomst van de rechter een goed waarop een pand- of hypotheekrecht gevestigd is, in het openbaar te verkopen en uit de opbrengst de schuld te verhalen. Recht van vruchtgebruik = Absoluut genotsrecht op een goed (dus zaak en vermogensrecht) waarbij men bevoegdheid heeft de vruchten van een goed van een ander te gebruiken. Men kan zich van deze vruchten eigenaar/rechthebbende noemen. Registergoed = Zaak of vermogensrecht waarbij het voor de overdracht noodzakelijk is, deze -na opmaking van een notariele akte- te laten inschrijven in de openbare registers. De datum van deze inschrijving is doorslaggevend voor het moment waarop de overdracht juridisch tot stand komt. Relatief recht = Recht dat uitsluitend ten opzichte van een of meer met name genoemde peronen kan worden gehandhaafd. De verbintenis is een relatief recht. Relatieve rechten hebben een prestatie tot een object. Titel = Rechtsverhouding die aan een (eigendoms)overdracht ten grondslag ligt. Deze titel moet geldig zijn. Een ongeldige titel leidt ertoe dat de overdracht niet tot stand is gekomen. Traditio brevi manu = Term voor de situatie dat een houder van een roerende zaak eigenaar wordt. Traditio longa manu = De siotuatie dat de eigenaar van een roerende zaak waarvan een ander houder is , deze zaak aan een derde in eigendom overdraagt en de houder dezelfde persoon blijft. Vermogensrecht = Dat deel van het recht dat het verbintenissenrecht en het goederenrecht omvat. Vermogensrecht = recht dan financiele waarde in zich draagt . Voorbeeld is het (geld)vorderingsrecht. Vordering op naam = Vordering waarbij de naam van de schuldeiser vaststaat en niet bij voorbaat inwisselbaar is gemaakt. Vordering aan order = Schriftelijk vastegelegde vordering waarbij de naam van de schuldeiser wel is vermeld, maar deze kan door een ander worden vervangen via het zogenaamde endossement. Vordering aan toonder = Schriftelijk vastgelegde vordering waarbij de schuldenaar moet betalen aan de persoon die hem te vordering toot. De naam van de schuldeiser staat bij voorbaat niet vast. Zaak = Voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object. Zaken vallen uiteen in roerende en onroerende zaken. Zaaksgevolg = Kenmerk van een absoluut recht. Zaaksgevolg houdt in dat het recht op het betreffende goed blijft rusten, in wiens handen het zich ook bevindt. Koopovereenkomst = Wanneer de een zich verbindt een zaak te geven en de ander om daarvoor een prijs in geld te betalen. Consumentenkoop = De koop met betrekking tot een roerende zaak, die wordt gesloten door een verkoper die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, en een koper, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Verschillen handels- en consumentenkoop = Bij consumentenkoop mag niet van de wettelijke regels afgeweken worden. Bij handelskoop geld aanvullend recht en bij consumentenkoop voornamelijk dwingend recht. Verplichtingen verkoper = Overdragen en afleveren van zaak met toebehoren, afgeleverde zaak moet aan de overeenkomst beantwoorden. Afleveren = Het stellen van de zaak in het bezit van de koper. Eis van conformiteit = De afgeleverde zaak moet aan de overeenkomst beantwoorden. Wettelijke mogelijkheden verkoper = Aflevering van het ontbrekende, herstel afgeleverde zaak, vervanging afgeleverde zaak. Verplichting koper = De koopprijs betalen. Tijdstip risico-overdracht consumentenkoop = Na het moment van bezorging is de koper verantwoordelijk voor het risico. Voorwaarde recht van reclame = De koopovereenkomst heeft betrekking op roerende zaak, verkoper heeft roerende zaak afgeleverd, de koper heeft de koopprijs niet betaald, er is voldaan aan de voorwaarden voor ontbinding. Wijze van ontbinding = Verkoper vordert door middel van een tot de koper gerichte schriftelijke verklaring de zaak van de koper terug. Ontbindende voorwaarde = De overeenkomst wordt gesloten maar wordt ontbonden als een toekomstige onzekere gebeurtenis plaatsvind. Zwarte lijst = Wettelijke opsomming van bedingen in algemene voorwaarden die zonder meer als ontredelijk worden aangemerkt. Koop op proef = Koop onder opschortende voorwaarde. Deze voorwaarde is dat de zaak de koper voldoet. Grijze lijst = Wettelijke opsomming van bedingen die vermoed worden onredelijk bezwarend te zijn voor de wederpartij. Algemene voorwaarden = Voorwaarden die vooraf door de opsteller worden gemaakt en die van toepassing zijn op alle personen die een overeenkomst met de opsteller willen sluiten.
Ingezonden op 19-12-2012 - 1865x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!