Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
mywords
› 0 F
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
mywords
, deel LA
0 F
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
fabula = verhaal facies, ei = gezicht; uiterlijk facile = makkelijk {adv} facilis = makkelijk facinus, oris = daad; misdaad {n} facio, facere, feci, factum = maken; doen; maken tot {2. + dubb. acc} factum = feit; daad facultas, atis = mogelijkheid; gelegenheid fallo, fallere, fefelli, falsum = bedriegen; misleiden falsus = vals fama = gerucht; goede naam; slechte naam familia = gezin; personeel {[i](incl. slaven)[/i]} familiaris = tot het huis behorend; huisgenoot fas = goddelijk recht; gebod {indecl. n} fas est = het is geoorloofd fateor, fatéri, fassus sum = bekennen toegeven; toegeven fatum = lot; noodlot felix, felicis = gelukkig; welvarend femina = vrouw fere/ferme = bijna ferox, ocis = strijdlustig; onstuimig fero, ferre, tuli, latum = brengen; dragen; verdragen ferrum = ijzer; zwaard fides, ei = trouw; erewoord fidus = trouw; betrouwbaar figo, figere, fixi, fixum = hechten filia = dochter filius = zoon fingo, fingere, finxi, fictum = vormen; verzinnen finio, finire = beëindigen finis, is = grens; einde; gebied {m, 1. sg, 2. plur} finitimus = aangrenzend; naburig fio, fieri, factus sum = gebeuren; worden; ontstaan; gemaakt worden firmo, firmare = verstevigen firmus = stevig; sterk flagitium = schanddaad flamma = vlam; vuur flecto, flectere, flexi, flexum = buigen floreo, florére, florui = bloeien fluctus, us = golf; vloed flumen, inis = rivier {n} fluo, fluere, fluxi, fluxum = stromen foedus, eris = verdrag {n} for, fari, fatus sum = spreken forma = gestalte; schoonheid fors, fortis = toeval {f} fortasse = misschien forte = toevallig {adv} fortis = dapper; sterk fortuna = lot; geluk; ongeluk; vermogen; bezit {4. plur} forum = marktplaats; forum frango, frangere, fregi, fractum = breken frater, fratris = broer {m} fraus, fraudis = bedrog {f} frequens, ntis = frequent; talrijk frigidus = koud frigus, oris = koude {n} frons, ntis = voorhoofd; voorzijde {f} fructus, us = vrucht; opbrengst frumentum = koren fruor, frui, fructus sum = genieten; genieten van {+ abl} frustra = tevergeefs fuga = vlucht fugio, fugere, fugi = vluchten; ontvluchten fundo, fundere, fundi, fusum = gieten; vergieten; verslaan; verdrijven fungor, fungi, functus sum = verrichten {+ abl} funus, eris = begrafenis {n} furor, oris = razernij {m} futurus = toekomstig
Ingezonden op 12-01-2013 - 456x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!