Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Engels woordjes
› 1 Engelse woordjes marketing
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Engels woordjes
, deel 1
1 Engelse woordjes marketing
Jaar 1 (hbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Aan de vraag naar produkt X voldoen = satisfy the demand for consumer behaviour Consumentengedrag = spending pattern Er is veel vaag naar dit product = there is a great demand for this product Gebrek aan kooplust = consumer resistance Huismerk = own brand In de reclame zijn = be on special offer In een behoefte voorzien = cater for a need Klantenservice = customer service Klantgericht = customer-oriented Marktaandeel veroveren = capture market share Marktanalyse = market analysis Marktprognose = market prognosis Een marktonderzoek houden = conduct a market research Marktprijs = market price Merknaam = brand Merkproduct = brand loyalty Nauwe betrekkingen onderhouden met = maintain close relations with Nieuwe klanten werven = recruit new customers Op de markt brengen = put on the market Productverbetering = product improvement Reclameaanbieding = special offer Relaties = relations Scherpe concurrentie = keen competition Segmentatie = segmentation Tegen concurerende prijzen = at competitive prices Verkoopbevordering = sales promotion Verzadigde markt = a saturated market Profiteren van = profit from Aanpak = approach Achterblijven = lag behind Beheersen = control Beleid voeren = conduct a policy Belemmeren = hinder, hamper Beperken = limit Bestedingen beperken = cut spending Besteedbaar inkomen = spendable income Betalingsbalans = balance of payments Bezuinigingen = economies Binnenlandse handel = domestic trade Bruto Binnenlands Product = Gross Domestic Product Bruto Nationaal Product = Gross National Product Buitenlandse handel = foreign trade Dalen met 5 procent = decrease by 5 per cent De begroting overschrijden = exceed the budget De markt is verzadigd = the market is saturated Doelstelling = target Doelstelling halen = meet the targets Douane = customs Economie = economics Economie van een land = economy of a country Economische groei = economic growth Europese Commissie = European Commission Geld uitgeven aan = spend money on Groeipercentage = growth rate Gunstig = favourable Handelbeperkingen opleggen = impose trade restrictions Herzien = revieuw Kunnen betalen = to afford Laagconjunctuur = recession Loon- en prijsbeleid = wages and prices policy Loonkosten = labour costs Loonsverhoging = a pay rise Maatregelingen = measures Macro – economie = macro-economics Maten = measurements Micro-economie = micro-economics Milieu = environment Milieubeleid = environmentally friendly Modaal inkomen = medium income Ongunstig = unfavourable Onvermijdelijk = inevitable Overschot = surplus Personeel aantrekken = recruit staff Plannen aannemen = adopt plans Prikkel = incentive Schaars = scarce Schatten = estimate Staatsschuld = national debt Staatsuitgaven = public spending Stijgen met = increase by Ten nadele van = at the expense of Tendens = tendency Toename van inflatie = increase of inflation Valuta = curreny Valutakoers = exchange rate Verhogen met 5% = increase by 5% Verhoging van de aardgasprijs = increase in the price of natural gas Verklaren = explain Verminderen = reduce Vermindering = reduction Voorsprong = edge Voorstellen aannemen = adopt proposals Vooruitgang boeken = make progress Wanbeleid = mismanagement Welvaart = prosperity Welvarend = prosperous Wijzigen = modify Winstmarge = profit margin Zich herstellen = recover Aanbevelingen = recommendations Actuele vraag = current demand Adviesbureau = consultancy Afnemer = consumer Algemene economie = economics Alinea = paragraph A-merk = premium brand Analyse = analysis Analayses = analysis Assortiment = assortment Bedreigingen = threats Bedrijfstakanalyse = sector analysis Bedrijfstakstructuur = sector structure beïnvloeden = to influence/to affect Beroepshouding = professional attitude Beschikbaar inkomen = disposable income Bestaande klanten = existing consumers Binnenlandse markt = domestic market B-market = standard brand Branche = line of business Bronnenonderzoek = desk research Catagorie = catagory CBS = Dutch Central Statistical Office Centrale vraag = problem definition Cijfermateriaal = figures Cirkeldiagram = pie chart Commercieel directeur = marketing director Conclusies = conclusions Concurrent = competitor Concurentenanalyse = competitor analysis Concurrentie = competition Consumenten = consumers Consumentenmarkt = consumer market Concumptiegoederen = consumer goods Creatief = creative De komende paar jaar = the next few years Demografische kenmerken = demographic characteristics Detailhandelsmerk = retail brand Detailhandelsmerk = retail brand Detaillisten = retailers Diagram = chart Doelgroep = target group Duurzaam = sustainble Ecologisch = ecological Economische factoren = economic factors Een BV = a private limited company Een geschikt bedrijf = a suitable business company Een groothandel = a wholesale organization Een intervieuw houden = conduct an intervieuw Een markt betreden = enter a market Een marktonderzoek = a market survey Een NV = a public limited company Een strategie volgen = pursue a strategy Eindprodukt = final product Eindverslag = final report Er is veel vraag naar onze producten =our products are in a great demand Externe analyse = external analysis Fabrikantenmerk = manufacturer owned brand Gegevens verwerken = process data Geholpen naamsbekendheid = aided brand name awareness Geschatte ontwikkeling = estimated development Grafiek = graph Groeifase = growth stage Haalbare strategie = feasible strategy Halffabrikaat = semi-manufacture Handleiding = manual Herhalingsaankoop = repeat purchase Het huishouden doen = do the housekeeping Het is exporteerbaar = it can be exported Huishoudens = households Iemand vragen stellen = question someone In welke branche werk jij? = what line of business are you in? Informatiebronnen = sources of information Inkoopprijs = buying price Inkoper = purchaser Intensiteit = intensity Interpreteren = interpret Inventariseren van problemen = list problems Kansen = oppurtunities Kennis = knowledge Klanten = customers Klanten = clients Koopgedrag = purchasing behaviour Koper = buyer Levensduur = life cycle Levensstandaatd = standards of living Leverancier = supplier Luxe producten = luxury products Macro-economisch = macro-economic Macro-omgevingsfactoren = macro-environmental factors Marktaandeel = market share Marktgroei = market growth Marktomvang = market size Marktonderzoeksplan = market research plan Marktpenetratie = market penetration Marktverzadiging = market saturation Marktvorm = market structure Medewerkers van een bedrijf = employees of a company Merk = brand Merkartikel = brand article Merkbekendheid = brand awareness Merkherkenning = brand recognition Merkimago = brand image Middel = means Midden – en kleinbedrijf = small and medium-sized companies Mondeling verslag = oral report Nadelen = disadventages Omgeving = environment Omzet vergroten = increase turnover Omzet = turnover Onder tijdsdruk = under pressure Onderhandelingsmacht = bargaining power Onderneming = company Onderscheiden = distinguish Onderzoek uitvoeren = Carry out a survey Ontwikkelen = develop Ontwikkelingen = developments Op internet zoeken = look up on the internet Overheid = government Personeel = staff Persoonlijk interview = face-to-face interview Positionering = positioning Potentiele afnemers = potential buyers Procentueel = in terms of percentage Produkteigenschappen = product properties Produktontwerp = product design Prognose = prognosis Reclame = advertising Regiomanager = area manager Relatiebeheer = relationship management Relevante conclusies trekken = draw relevant conclusions Rendement van een studie = success rate of a course Rendement = yield Resultaatgericht = result-oriented Schaalvoordelen = economies of scale Schatten = estimate Schriftelijk verslag = written report Segment = segment Seizoensgevoelig = seasonal Sociaal-culturele factoren = socio-cultural factors Speciaalzaak = specialty store Spreekuur = consultation hour Staafdiagram = bar chart Statistiek = statistics Sterktes = strenghts Subsitutiegoederen = subsitutes Taakverdeling = division of tasks Tabel = table Technologisch = technological Telefonisch onderzoek = Telephone research Telefonisch onderzoek via een enquete = Telephone survey Toetreders = entrants Toetsen = to test Uitbreiden = to expand Uitkomsten = result Vaardigheden = skills Vakken op school = subjects at school Vergaderen = have a meeting Verkoop binnendienst = internal sales staff Verkoop buitendienst = external sales staff Verkooppunt = point of sale Verkrijgbaarheid = availability Verpakking = packing Verwijzen naar = refer to Verzadigingsgraad = degree of saturation Via mondreclame = by word of mouth Volwassenheidsfase = maturity stage Voordelen = advantages Voorwaarden = conditions Voorzitter = chairperson Vraag en aanbod = supply and demand Vraaggesprek = interview Wensen = desires Werkgelegenheidsbeleid = employment policy Winkel = store Winkelcentrum = shopping centre Winstgevend = profitable Winstmarge = profit margin Zelfstandig werken = work independently Zwaktes = weaknesses Aan behoeften voldoen = meet needs Aan de deur verkopen = sell door-to-door Aan de vraag voldoen = meet the demand Aandeelhouder = shareholder Aangeven = indicate Aanzienlijk = considerable Actuele cijfers = current figures Afhangen van = depend on Afleveren = deliver Eighteen months Assortiment = assortment Automaat = vending machine Bedrijfstak = line of business Beinvloeden = influence Benadering = approach Betrouwbaar = reliable Brochure = brochure Catalogus = catalogue Cijfers = figures Concurrentie = competition Concurreren met = compete with Consumentenbond = consumers’ association Consumptiemaatschappij = consumer society Dalen = decrease De afdeling PR = the PR department De afgelopen maanden = the past few months De laatste weken = the past few weeks De marketing strategie = the marketing strategy De prijzen stijgen op het moment = prices are increasing at the moment Detaillist = retailer Diensten = services Dienstverlenende bedrijfstak = service industry Distributiekanalen = distribution channels Doelgroep van reclame = target audience Doelgroep = target group Economische groei = economic growth Een actueel onderwerp = a topical subject Een advertentie plaatsen voor = advertise for Een ander merk = a different brand Een bepaald deel van het publiek = Campaigns aimed at a particular section of the public Een champagne lanceren = launch a campaign Een enquete afnemen = conduct a poll Een enquete opstellen = draw up a questionnaire Een fabrikant = a manufacturer Een gestagde toename = a steady increase Een heldere strategie = a clear strategy Een keten = a chain store Een marktonderzoek = a market survey Een onderhandeling = a negotiation Een paginagrote advertentie in een tijdschrift plaatsen = insert a full-page advertisement in a magazine Een reclamecampagne ontwerpen = design an advertising campaign Een reclamecampagne voeren = conduct an advertising campaign Er is tekort aan X = X is in short supply Fasen in de productlevenscylcus = stages in the product life cycle Folder = brochure Garantie = guarantee Gericht op export = export-oriented Gericht op = addressed to Gevolg = consequence Gratis monster = free sample Groothandel = wholesaler Handelskorting = trade discount Handelsmerk = trademark Heb je gecontroleerd? = have you checked it? Het laatste half jaar = the past six months Het toerisme = the tourist industry Hoe het product het doet = product performance Hoeveelheid goederen = volume of goods Huishoudelijk apparaat = Household appliance Ik zit in de reclame = I am in advertising Imago uitdragen = communicate an image In de mode = fashionable In een winkel uitstallen = display in a shop Industrie = industry Informatiebronnen = information sources Jaarlijkse kosten = annual expenditure Jaarlijkse omzet = annual turnover Klant = client Koopje = bargain Korting verlenen = allow a discount Korting voor betaling binnen een bepaalde periode = cash discount Korting = discount Kwantumkorting = quantity discount Langetermijn contracten = long-term contracts Levensstrandaard = standard of living Leveren = supply Manipuleren = manipulate Marge = margin Marktaandeel van 2% behalen = achieve 2% market share Marktonderzoek = market research Meerderheid = majority Merknaam = brand name Milieuvervuiling = environmental pollution Minderheid = minority Misleidende reclame = deceptive advertising Nadruk = emphasis Netto = net Offerte = quotation Onderhandelen = negotiate Ontwikkeling volgen = monitor developments Op de afdeling verkoop = in the sales department Opdringerige reclame = intrusive advertising Overdrijven = exaggerate Per stuk = per unit Positioneren = position Postorderbedrijf = mail order house Prijslijst = price-list Prijzen verhogen = increase prices Productie = output Produktietempo = production rate Produktlijn = product line Produktvoordelen = product benefits Reclame maken voor een produkt = advertise a product Reclame = a hoarding Reclameadviesbureau = advertising consultancy Reclameadviseur = advertising consultant Reclameafdeling = Advertising Department Reclameboodschap op tv = TV-commercial Reclamebureau = advertising agency Reclamechef = Advertising Manager Reclamemateriaal = advertising material Reclameslogan = slogan Reclamestunt = advertising stunt Reclametekenaar = commercial artist Reclametekst = advertising text Schaars = scarce t.v. reclame tijd = television advertising time technische ondersteuning = technical support tekort = shortage televisiereclame = television commercial uitverkoop = sale verbruiksgoederen = consumer goods verkoopbevordering = sales promotion verkoopcijfers = sales figures verkrijgbaar = available verpakking = packaging vervangmiddelen = subsitutes voldoen aan eisen = meet requirements voldoende = sufficient voor en na de aanschaf = before and after sales warenhuizen = department stores welvaart = prosperity wijzigingen = modifications winst = profits winstmarge = profit margin
Ingezonden op 21-01-2013 - 3114x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!