Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
*Cygnusgymnasium 2E
› 0 tot en met 14 latijn ( NIET ZELF GEMAAKT )
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
*Cygnusgymnasium 2E
0 tot en met 14 latijn ( NIET ZELF GEMAAKT )
Jaar 2 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Mensen dit kostte echt teveel tijd dus dit heb ik het meeste niet zelf geschreven deus = god est = hij is esse = zijn Olympus = de Olympus habitat = hij woont habitare = wonen rex,reges = koning et = en sunt = zij zijn frater,fratres = broer non = niet semper = altijd saepe = dikwijls ibi = daar Tartarus = de Tartarus vivit = hij leeft vivere = leven terra = aarde locus = plaats obscurus = donker nox,noctes = nacht umbra = schim, schaduw huc = hierheen veniunt = zij komen venire = komen hic = hier dea = godin soror ,sorores = zuster uxor ,uxores = echtgenote quoque = ook mater, matres = moeder pater,patres = vader filia = dochter insula = eiland ubi = waar silva = bos flos,flores = bloem florent = zij bloeien florere = bloeien puella = meisje ludit = hij speelt ludere = spelen per = over; door heen errare = rondzwerven; dwalen; zwerven explorare = onderzoeken; inspecteren quattuor = vier equus = paard trahere = trekken ecce = kijk amica = vriendin appropinquare = naderen intrare = binnengaan; binnenkomen legere = verzamelen ridere = lachen audire = horen videre = zien statim = meteen amare = verliefd zijn; beminnen fugere = vluchten temptare = proberen sed = maar eheu = ach; wee in = in; naar; naar binnen exclamare = uitroepen servare = redden rapere = roven audere = durven enim = want; immers timere = vrezen; bang zijn voor deinde = vervolgens aperire = openen sub = onder; onderin Iupiter, Iovem = Jupiter Pluto, Plutonum = Pluto nunc = nu regina = koningin sedere = zitten inter = tussen; temidden van gaudere = zich verheugen; blij zijn dolere = verdrietig zijn nam = want iuvare = helpen reddere = teruggeven cogitare = denken; nadenken nec ... nec = noch...noch; niet...en ook niet laedere = kwetsen; beledigen cupere = begeren; verlangen; willen consilium = besluit; plan capere = nemen annus = jaar dividere = verdelen sex = zes tum = toen; dan curare = zorgen mille = duizend adire = gaan petere = zoeken, vragen autem = echter claudere = sluiten recipere = ontvangen, opnemen tandem = eindelijk ianua = deur senex, senes = oude man dicere = zeggen salve, salvete = gegroet nusquam = nergens dormire = slapen respondere = antwoorden quis = wie? praemium = beloning dare = geven quid = wat? optare = wensen diu = lang, lange tijd divitiae, divitias = rijkdom, schatten sacerdos, sacerdotes = priester simul = tegelijkertijd vita = het leven finire = beëindigen evenire = uitkomen colere = verzorgen, vereren dum = terwijl ante = voor templum = tempel stare = staan corpus, corpora = lichaam subito = plotseling arbor, arbores = boom mutare = veranderen tangere = aanraken cum = wanneer ventus = wind movere = bewegen vale = blijf gezond, vaarwel femina = vrouw cur = waarom sacrum = offer facere = doen, maken praeferre = verkiezen (boven) genus, genera = afkomst, geslacht avus = grootvader gens, gentes = volk coniunx, iuges = echtgenoot, echtgenote ubique = overal septem = zeven filius = zoon fortuna = het lot numquam = nooit nocere = schaden tantum = slechts duo = twee liberi = kinderen tamquam = als het ware ideo = daarom suadere = aanraden parere = gehoorzamen lacrimare = huilen dubitare = aarzelen telum = pijl, werpspies mittere = zenden cadere = vallen, dood neervallen frustra = tevergeefs quinque = vijf necare = doden protegere = beschermen desinere = ophouden relinquere = verlaten, achterlaten, overlaten parcere = sparen rogare = vragen iam = al, reeds non iam = niet meer paulatim = geleidelijk, langzaamaan saxum = rots patria = vaderland etiam = zelfs, ook aliquando = soms lacrima = traan circumspicere = rondkijken vestigium = spoor; voetspoor horrere = huiveren invenire = vinden oculus = oog complere = vullen accidit = gebeurde accidere = gebeuren exspectare = afwachten parentes = ouders parui = gehoorzaamde relinqui = liet achter; verliet veni = kwam sero = te laat mors = dood culpa = schuld sustuli = tilde op tollere = optillen osculum = kus dedi = gaf adii = ging naar gladius = zwaard quarere = zoeken iacere = liggen vocare = roepen fui = was causa = oorzaak, reden; oorzaak; reden fugi = vluchtte aspicere/io = aanschouwen, zien; aanschouwen; zien respondi = antwoordde nec = en niet traxi = trok dixi = zei vetui = verbood vetare = verbieden amor, ores = liefde sepulcrum = graf condere = verbergen; (ver)bergen Graecus = Griek aedificare = bouwen cito = snel porta = poort vir (mv viri) = man e(x) = uit, sinds currere = rennen in + abl. = in alii…alii = sommigen…anderen ora = kust flamma = vlam, vuur pro + abl. = voor delere = vernietigen Troia = Troje urbs,urbes = stad a,ab = van; vanaf cum + abl. = met navigare = varen ut = zodra, zoals prope + acc. = dichtbij credere+dat. = geloven occultare = verbergen et…et = zowel…als Troianus = Trojaan donum = geschenk de + abl. = vanaf; over dolus = list murus = muur carere = vrij zijn van; missen spectare = kijken navis,naves = schip modo = slechts somnus = slaap instare + dat. = achterna zitten apparere = verschijnen via = weg, straat hostis,hostes = vijand clamor,clamores = geschreeuw habere = hebben turba = menigte arma = wapens ad + acc. = naar, tot aan, bij Penates = Penaten (huisgoden) regia = paleis auxilium = hulp ara = altaar lectus = bed statuere = besluiten surgere = oprijzen, opstaan ire = gaan aperui = opende cuccurri = rende credidi = geloofde surrexi = rees op; stond op ii = ging cepi = nam horrui = huiverde statui = besloot olim = vroeger; eens; ooit maritus = echtgenoot scelus; scelera = misdaad interea = intussen valde = zeer; heel erg mox = spoedig; weldra verbum = woord decepi = bedroog decipere = bedriegen aurum = goud antea = eerder condidi = stichtte; verborg; borg condere = stichten; verbergen; bergen habere in animo = van plan zijn socius = bondgenoot; vriend potui = kon posse = kunnen de = vanaf; over adeo = zozeer; zo animus = hart forma = gestalte; uiterlijk matrimonium = huwelijk ducere = leiden; voeren nubere = trouwen gaudere = blij zijn; zich verheugen num = toch niet? sine = zonder agere = leiden; voeren moenia = stadsmuren; muren ostendere = tonen desiderare = missen; verlangen quidem = weliswaar; echter dux, duces = leider, aanvoerder bellum = oorlog iussi = beval iubere = bevelen monere = waarschuwen nuntiare = berichten aura = lucht perveni = bereikte; kwam aan in pervenire = bereiken; aankomen in licet mihi = het staat mij vrij; ik mag fatum = lot; lotsbeschikking obstare = in de weg staan petere = zoeken; vragen; trachten te bereiken; gaan naar iussum = bevel parare = klaarmaken; voorbereiden fugere+acc = vluchten(voor) postquam = nadat nonne = toch zeker; toch wel bene = goed accepi = ontving accipere = ontvangen invitare = uitnodigen error,errores = zwerftocht narrare = vertellen devenire = terechtkomen orare+acc = smeken(bij) propter+acc = wegens odi = haten (perf. met praes. betekenis) laesi = kwetste; beledigde tacui = zweeg tacere = zwijgen negare = weigeren; ontkennen conubium = huwelijk promisi = beloofde promittere = beloven hodie = vandaag apparui = verscheen sinere = toestaan; laten cogere = dwingen invitus = tegen mijn zin; tegen jouw zin; tegen zijn zin lux, luces = daglicht; dag; licht munus, munera = taak neglegere = verwaarlozen postremo = ten slotte quod = omdat nihil = niets ira = woede dolor,ores = verdriet; pijn clam = stiekem; heimelijk caelum = hemel posui = plaatste ponere = plaatsen vestis, es = kleding; kledingstuk inferi = goden van de onderwereld; onderwereld anima = ziel vixi = leefde perfeci = voltooide, maakte af perficere/io = voltooien, afmaken effugi = vluchtte weg; vluchtte weg voor effugere/io = wegvluchten; wegvluchten voor deserui = liet in de steek; verliet deserere = in de steek laten, verlaten poena = straf fefelli = bedroog; misleidde fallere = bedriegen, misleiden sidus, sidera = ster iurare = zweren nepos, otes = kleinzoon; nakomeling manere = te wachten staan pectus, pectora = borst coepi = ik begin; ik begon nomen, mina = naam memoria = herinnering tenui = heeft vast; heeft; houdt vast; houdt tenere = hebben; vast hebben; houden; vast houden averti = wendde af avertere = afwenden ut = zodra; als; zoals constiti = bleef staan consistere = blijven staan excepi = ving op; ontving excipere/io = opvangen, ontvangen maestus = bedroefd armatus = gewapend quamquam = hoewel longus = lang gerere = dragen; voeren tamen = toch ignotus = onbekend meus = mijn virgo = meisje; maagd pulcher,pulchra = mooi tam = zo quia = omdat fugare = verjagen coegi = dwong solus = alleen carus = lief Mars, Martem = Mars deposui = zette neer; legde af deponere = neerzetten, afleggen multus = veel territus = verschrikt; geschrokken sci(v)i = wist scire = weten potestas,potestates = macht anxius = bang; angstig cura = zorg vexare = kwellen regnum = koninkrijk; macht; heerschappij pepuli = verdreef pellere = verdrijven servus = slaaf peperi = bracht voort; baarde parere = voortbrengen,baren iratus = woedend sedes = zetel magnus = groot; luid vox,voces = stem quomodo = hoe puer,pueri = jongen interficere/io = doden flumen,flumina = rivier impius = schurkachtig; goddeloos misi = zond ripa = oever pastor,pastores = herder parvus = klein portare = dragen itaque = dus consulere = raadplegen signum = teken mons, montes = berg; heuvel Roma = Rome consedi = ging zitten considere = gaan zitten avis, aves = vogel qui, quae, quod = die; dat; welke feci = maakte; deed facere = maken,doen colui = verzorgde colere = verzorgen an = of ostendi = liet zien; toonde ostendere = laten zien, tonen pugna = strijd cecidi = viel; viel dood neer alius = ander fabula = verhaal quondam = eens; ooit novus = nieuw nondum = nog niet altus = hoog; diep cum = wanneer; toen labor, ores = werk; inspanning donum = naar huis cena = maaltijd Romae = in Rome; te Rome miser, misera, miserum = ongelukkig magnitudo, dines = grootte; grootheid legatus = gezant finitimus = naburig celare = verbergen finxi = vormde; verzon fingere = vormen, verzinnen Romam = naar Rome conveni = kwam samen multitudo, dines = menigte animum attendre = de aandacht richten (op) Romanus = Romein iuvenis, es = jongeman
Ingezonden op 31-01-2013 - 2410x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!