Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

D'accord!

12345 blz 161 t/m 164

Jaar 2 (Atheneum)

Bladzijde 161
Le matin = de ochtend
L’après-midi = de middag
Le soir = de avond
La nuit = de nacht
À cinq heures du matin = om 5 uur ‘s ochtends
À trois heures de l’ après-midi = om 3 uur ‘s middags
À sept heures du soir = om 7 uur ‘s avonds
Les mois = de maanden
Janvier = januari
Février = februari
Mars = maart
Avril = april
Mai = mei
Juin = juni
Juillet = juli
Août = augustus
Septembre = september
Octobre = oktober
Novembre = november
Décembre = december
Les jours = de dagen
Lundi = maandag
Mardi = dinsdag
Mercredi = woensdag
Jeudi = donderdag
Vendredi = vrijdag
Samedi = zaterdag
Dimanche = zondag
Les saisons = de seizoenen
L‘hiver = de winter 
Le printemps = de lente
L’été = de zomer
L’automne = de herfst
Le lundi = ‘s maandags
En janvier = in januari
En hiver = in de winter
En été = in zomer
En automne = in de herfst
Au printemps = in de lente
Je vais à l’école à huit heures = Ik ga naar school om acht uur
L’école commence à huit heures et demie = De school begint om half negen
La récré commence à onze heures = De pauze begint om elf uur
La récré finit à onze heures et demie = De pauze is afgelopen om half twaalf

Bladzijde 162
Ik word wakker = Je me réveille
Ik sta op = Je me lève
Ik was me = Je me lave
Ik poets mijn tanden = Je me brosse les dents
Ik kleed me aan = Je m'habille
Ik ontbijt= Je prends le petit déjeuner
Ik ga naar school / Ik ga naar mijn werk = Je vais à l'école./ Je vais à mon travail
Ik lunch = Je déjeune
Ik kom thuis = Je rentre
Ik eet (het avondeten) = Je dîne
Ik kleed me uit = Je me déshabille
Ik ga naar bed = Je me couche
Ik ga slapen = Je vais dormir
Quel temps fait-il? = Wat voor weer is het?
Il fait (très) beau = Het is (heel) mooi weer
Il fait bon = Het is goed weer
Il fait mauvais = Het is slecht weer
Il fait chaud = Het is warm
Il fait froid = Het is koud
Il fait (du) soleil = Het is zonnig
Il fait du vent = Het waait
Il pleut / Il y a de la pluie = Het regent / Er is regen
Il y a des averses = Er zijn stortbuien
Il fait un temps orageux / Il y a de l’orage = Het is onweersachtig
Il fait lourd = Het is benauwd
Le ciel est couvert = De lucht is bewolkt
Il y a des nuages = Er zijn wolken 
Il y a de la grêle / Il grêle = Er is hagel / het hagelt
Il gèle / il dégèle = Het vriest / het dooit
Il neige = Het sneeuwt
Il fait du brouillard = Het is mistg
La température est de … degrés = Het is … graden
Le ciel était couvert = De lucht was bewolkt
Il faisait beau / chaud = Het was mooi / warm weer
Bladzijde 163

Je vais… = Ik ga…
En voiture = met de auto
En bus = met de bus
En avion = met het vliegtuig
En bateau = met de boot
En train / TGV = met de trein / HSL
En moto = met de motor
Le prends le bus, etc. = Ik neem de bus enz.
Je vais à pied = Ik ga lopend
Je vais à mobylette = Ik ga met de brommer
Je vais à / en vélo = Ik ga met de fiets
Pour mettre la table, il faut: = Om de tafel te dekken heb je nodig:
Une nappe et des serviettes = een tafelkleed en servetten
Des assietes = borden
Des verres = glazen
C’est (très) joli = Het is (heel) mooi (van uiterlijk)
C’est beau = Het is mooi (van uiterlijk)
C’est génial = Het is gaaf
C’est super = Het is super
C’est chouette = Het is leuk / schattig
C’est (super) cool = Het is (super)cool
C’est sympa = Het is leuk
C’est captivant / passionnant = Het is spannend
C’est formidable = Het is geweldig
C’est fantastique = Het is fantastisch
C’est facile = Het is gemakkelijk
C’est pas mal = Het is niet gek
Je ne sais pas = Ik weet het niet
C’est ordinaire = Het is gewoon
C’est normal = Het is normaal
Bladzijde 164
Bof, ça va = Ach, dat gaat wel
C’est nul = Het is niks
C’est horrible = Het is vreselijk
C’est bête = Het is dom
C’est embêtant = Het is lastig
C’est ennuyeux = Het is vervelend
C’est moche = Het is lelijk
C’est difficile = Het is moeilijk
C’est dangereux = Het is gevaarlijk
C’est calme/tranquille = Het is rustig
C’était comment = Hoe was het
C’était génial = Het was gaaf
Tu aimes les frites? = Houd je van patat ?
Oui, j’adore les frites = Ik ben dol op patat
Oui, c’est délicieux = Ja, dat is heerlijk
Oui, c’est trés bon = Ja, dat is heel lekker
Oui, j’aime les frites = Ja, ik houd van patat
Oui, c’est bon = Ja, dat is lekker
Non, je n’aime pas les frites = Nee, ik houd niet van patat
Non, je déteste les frites = Nee, ik heb een hekel aan patat
Qu’est-ce que tu aimes = Waar houd jij van
J’aime la musique = Ik houd van muziek
J’aime danser = Ik houd van dansen
Tu aimes la musique = Houd je van muziek
Non, j’aime le sport = Nee, ik houd van sport

Ingezonden op 06-02-2013 - 1704x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Heeuj! Ik heb overal hoofdletters staan

en ik hebeen klein stukje perongeluk N-F geschreven ipv andersom, sorry! Geef plz een cijfer en reactie, en zeg als er een foutje in zit! THNXXX

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

D'accord!

12345 blz 161 t/m 164