Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
aaaaaaaaaaaaaaaaaaaa
› 1 3.1 tm 4.3 alles
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
aaaaaaaaaaaaaaaaaaaa
1 3.1 tm 4.3 alles
Jaar 4 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
afschrijven = to write off bang maken = to scare in het bijzonder = in particular deelnemen aan = participant doel = aim formule = formula huishoudelijk werk = housework inzicht in = insight into legplank = shelf liefdadigheidsinstelling = charity naar school gaan = to attend school onvermijdelijk = inevitable opnieuw inrichten = to redecorate overtuigd zijn van = to be convinced of zich weten te redden = to cope stout = naughty timmeren = carpentry toch, niettemin = yet toegang tot = access to vaardigheid = skill verscheidenheid aan = variety of vrijwillig = voluntary waarde = value zelfstandig = independent 3.2 aanpakken = to tackle alarm = alert beledigend = offending beleid = policy bepaalde = particular bezorgd = concerned blokkeren = is blocking dulden, toestaan = tolerate geloof = faith hevig ontdaan = devastated leeftijdgenoot = peer leveren = to supply man (geslacht) = male nadruk = emphasis ontwikkelen = is developing openstaan voor iets = to be open to pesten = to bully plaatsvinden = occurs pols = wrist regelmatig = frequent sms'en = texting veel voorkomend = common vergelijkbaar, dezelfde = similar verschaffen = to provide 3.3 gewend raken = to settle down hard = tough iets zat worden, ergens genoeg van krijgen = to become fed up with landelijk = rural lastigvallen = to bother mannelijk = male mislukking = failure overwinnen = to conquer talrijk = numerous verruimen, verbreden = to broaden wedden = to bet 3.4 aandacht schenken aan = to pay attention to bedienen = to serve graaien = to grab leuk vinden, vallen op = to fancy middel = waist overstuur maken = to upset roddel = gossip schokkend, verstorend = upsetting telefoonkaart = phone voucher toenemen = to be on the increase uitpakken = to unwrap verwond raken = to be injured walgelijk = disgusting het heeft geen zin = it's no use 3.5 met afschuw vervuld = horrified beklemtonen, benadrukken = to emphasise bekwaam, begaafd = capable beschouwen als = regarded as druk = strain gemiddelde = average indrukwekkend = impressive kenmerk = feature wel moeten ... = is bound to tevoorschijn komen = emerged nauwelijks = barely omgeving = environment prestatie = performance prijzen, loven = to praise verwacht over = due vooruitgaan, vorderen = to progress winst = a gain zuchten = to sigh 3.6 aantrekken = attract aanpakken en oplossen = to sort out bijwonen = to attend bedoeling = intention gastgezin = host family gedrag = conduct gemeenschap = community je op je gemak voelen = to feel at ease schoolvak = subject tamelijk = quite, rather toneelclub = drama club uitwisseling = exchange vastbesloten = determined 3.7 naar aanleiding van = with reference to bepaald, specifiek = specific eis = requirement geschikt, passend = appropriate havo = school of Higher General Secondary Education plaats, plek = site verbeteren = to improve volgens = according to volpension = full board vreemde talen = foreign languages 4.1 geestelijk, mentaal = mental gespannen = tense gewaagd, gedurfd = bold in de war sturen = upset methode, benadering = approach onderschatten = to underestimate (onder)steunend = supportive op die manier = in that way overwinnen = conquer tempo = pace uitgeput = exhausted voldoening = satisfaction 4.2 bevredigend, naar tevredenheid = satisfactory buitengewoon = extremely gebed = prayer hartstochtelijk = passionate inhouden, betrekken = to involve laatst, uiteindelijk = ultimate moedig = courageous ongelukkig, onfortuinlijk = unfortunate prachtig, schitterend = magnificent troost = comfort uitglijden = to slip vriendelijk, prettig in de omgang = sociable wonderbaarlijk, geweldig = marvellous zeker, definitief = definitely 4.3 aantonen = to prove aarzelend = hesitantly alledaags, gewoon = conventional bekwaam, kundig = skilful bereiken = to achieve beveiligingsbeambte = security guard bewijs = evidence bijzonder, eigenaardig = peculiar buik = belly chips = crisps enorm = huge erkennen = to recognise erkennen, toegeven = admit eten en drinken = to consume fantasie, verbeeldingskracht = imagination groot glas = pint halve finale = semi-final de hele natie = entire de hoofdrol spelen = to feature idee, geloof = notion in staat om = capable of mager en fit = lean middeleeuws = medieval nodig hebben, vereisen = to require omhelzen = to hug ongewoon, ongebruikelijk = unusual opgeven = abandon opvallend = striking populair = fashionable presenteren = to host rechtstreeks uitzenden = to broadcast live rechstreeks uit = straight from rekenen = to calculate reus = giant je schouders ophalen = to shrug your shoulders slank en aantrekkelijk = slender sluw = crafty snel = swift tenminste = at least toernooi = tournament uitblinken = to excel vastberadenheid = determination verbazingwekkend = astonishing verbieden = to ban volwassen worden = to come of age woede = rage worden = to turn zendtijd met de grootste kijkdichtheid = prime time ENGLISH – DUTCH 3.1 boundary = grens to budget = geld reserveren challenging = uitdagend flash = duur uitziend overwhelmed = overweldigd rather = liever, beter referral = verwijzing rose-tinted view of = te optimistische kijk op spokesperson = woordvoerder vital = zeer belangrijk 3.2 session = bijeenkomst verbal = mondeling, gesproken trigger = veroorzaker executive = leidinggevend persoon to combat = bestrijden to forge = vormen, scheppen anonymous = anoniem, naamloos to pilot = een nieuw product uitproberen to reflect on = diep nadenken over lad = knul ensures = verzekeren, veiligstellen to implement = uitvoeren fund = fonds to launch = op touw zetten, starten to mentor = raad en hulp geven aan iemand met minder ervaring to the extent = zo erg dat scheme = project to instigate = iets officieels in werking zetten eating disorder = eetstoornis one-off = eenmalig to take the mickey out of somebody = iemand voor de gek houden occurrence = voorval 3.3 to adjust = zich aanpassen backward = achter in ontwikkeling concept = idee to erase = uitwissen flavour = smaak grade = cijfer outlook on = kijk op 3.4 to assign = toewijzen in the attic = op zolder to conform = zich aanpassen creepy = griezelig detention = het voor straf nablijven op school disgusting = weerzinwekkend exempt from = vrijgesteld van to expel = verwijderen, wegsturen ignorant = onwetend, onontwikkeld qualified = bevoegd to relieve = aflossen spectator = toeschouwer to subject to = onderwerpen aan to suspend = schorsen 3.5 in accordance with = in overeenstemming met to acquire = verkrijgen to attribute = toeschrijven aan to contradict = tegenspreken deputy head = plaatsvervangend hoofd, conrector to dismiss = verwijderen, wegsturen employment = werk, arbeid to excel in = uitmunten (in) to exclude = uitsluiten fake = vervalst, nep impressive = indrukwekkend to lag behind = achterblijven optional = keuze to predict = voorspellen principal, headmaster = rector resigned = gelaten resistance = weerstand to revise = studeren, leren scholarship = studiebeurs shrewd = pienter en slim superficial = oppervlakkig to suspend = schorsen to take for granted = als vanzelfsprekend aannemen 3.6 to draw up = opstellen to moan = jammeren to neglect = verwaarlozen 3.7 to adapt to = aanpassen aan to board = in de kost zijn/gaan well-equipped = goed uitgerust 4.1 competitor = concurrent, mededinger liberate = bevrijden, vrijmaken 4.2 to accompany = begeleiden, vergezellen ridge = richel 4.3 ale = bier archery = boogschieten to capture = vangen, boeien compatriot = landgenoot cutting = bitter, scherp to defy = weerstaan, het hoofd bieden aan to display = tonen fervent = vurig, hartstochtelijk to forge = vormen, bedenken to grasp = begrijpen notable = opvallend ominous = onheilspellend omnipresent = overal aanwezig to outweigh = zwaarder wegen dan overly = overdreven to pursue = nastreven range = verscheidenheid, reeks reassurance = geruststelling reigning = regerend seething = ziedend, blind stature = aanzien tense = spannend to persist = blijven bestaan on a whim = in een opwelling
Ingezonden op 25-02-2013 - 1417x bekeken.
Waardering 10 (aantal stemmen: 5)
voting system
1
2
3
4
5
x
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!