Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Economie 4SGN
› 4 Levensloop H4 en H5 Begrippen --SGN--
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Economie 4SGN
4 Levensloop H4 en H5 Begrippen --SGN--
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Onroerend goed = goed dat niet verplaatsbaar is (zoals gebouwen en grond) Hypotheeklening = hypothecaire lening: lening met een lange looptijd, die je afsluit met onroerend goed als onderpand Onderpand = goed dat de bank mag verkopen om een lening mee af te lossen, als diegene die het geld geleend heeft niet meer kan betalen Transactiekosten = alle kosten die worden gemaakt om een ruil tot stand te brengen Absoluut voordeel = degene die een taak sneller uitvoert dan de ander, heeft een absoluut voordeel Comparatief voordeel = relatief voordeel: één persoon kan beide taken sneller de dan ander, maar één van deze taken relatief het snelst Omslagstelsel = stelsel waarbij een uitkering voor gepensioneerden betaald wordt met premies betaald door werkenden (AOW en VUT) Kapitaaldekkingsstelsel = stelsel waarbij een uitkering voor gepensioneerden betaald wordt met geld dat de gepensioneerden zelf hebben gespaard toen ze nog werkten Premie-inkomensgrens = maximum inkomen waarboven geen premie meer betaald hoeft te worden Waardevaste uitkering = uitkering die meestijgt met de inflatie, waardoor de koopkracht gelijk blijft Welvaartsvaste uitkering = uitkering die meestijgt met de gemiddelde jaarlijkse loonstijging bij de bedrijven Gedwongen besparing: pensioen = iedere werknemer is verplicht te sparen voor je pensioen Ruilen over de tijd: pensioen = pensioen is een vorm van ruilen over de tijd omdat je er tijdens je werkzame leven pensioenpremie voor betaalt en het pensioen uitgekeerd krijgt na je pensionering Beleggen = je geld ergens insteken met het doel er geld mee te verdienen Effecten = waardepapieren waarmee je kunt handelen, zoals aandelen en obligaties Aandeel = een bewijs dat je mede-eigenaar bent van een bedrijf. Een aandeelhouder heeft recht op een deel van de winst van het bedrijf: dividend Obligatie = een bewijs dat je geld hebt uitgeleend aan een bedrijf odf de staat. Een obligatiehouder heeft recht op rente
Ingezonden op 05-03-2013 - 1347x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!