Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Libre Service 5/6vwo
› 3 eindexamenbasiswoordenlijst blz 299 t/m 303
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Libre Service 5/6vwo
3 eindexamenbasiswoordenlijst blz 299 t/m 303
Jaar 6 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
la méchanceté = boosaardigheid méconnaissable = onherkenbaar méfiant = wantrouwig mélanger = mengen la mémoire = geheugen la menace = bedreiging mener = leiden mensonger = leugenachtig mentir = liegen mériter = verdienen le message = boodschap; bericht(je) la messagerie = voicemail, antwoordapparaat la mesure = maatregel le métier = beroep; vak mettre à part = terwijze leggen mettre au point = ontwikkelen se mettre à = beginnen te le meurtre = moord des milliers = duizenden minable = zeer lelijk; afzichtelijk mince = slank; dun le miracle = wonder être mis en vente = te koop aangeboden zijn; worden la mise en garde = waarschuwing la misère = armoede; ellende le mobile = beweegreden; motief la moindre difficulté = de minste moeite au moins = op zijn minst en moins = minder la moitié = helft du moment que = vanaf het ogenblik dat tout le monde = iedereen la fausse monnaie = vals geld monter dans = instappen; binnengaan in monter = opzetten montrer = aantonen se montrer = zich laten zien moqueur = spottend la mort = dood le mort = dode mortel = dodelijk le mot = woord mourir= doodgaan moyen = gemiddeld le moyen = middel en moyenne = gemiddelde le musulmane = moslim le nain = dwerg la naissance = geboorte on naît avec = het is aangeboren né = geboren ne ... plus = niet meer ne ... plus que = slechts négliger = verwaarlozen le nez = neus ni ... ni = noch ... noch nier = ontkennen n'importe où = waar dan ook n'importe qui = wie dan ook n'importe quoi = wat dan ook nommer = noemen nourrir = vouden nuire à = schaden l'objectif = doel obligatoire = verplicht obliger = verplichten; dwingen observer = observeren; onderzoeken obtenir = krijgen être occupé = het druk hebben l'odeur = geur l'oeuf = ei être l'oeuvre de = het werk zijn van offert = aangeboden offrir = geven; bieden l'oisseau = vogel l'ombre = schaduw l'or = goud l'ordinateur = computer l'organisme = instelling d'où = waarvan oublier = vergeten ouvert = open ouvertement = openlijk ouvrir = beginnen le pape = paus par conséquent = bijgevolg; dientengevolge parcourir = afleggen (van een afstand) pareil(le) = dezelfde; hetzelfde parental = ouderlijk parlementer = onderhandelen; discussiëren parmi = te midden van; onder mettre à part = terzijde leggen participer à = deelnemen aan à partir de = vanaf partout = overal pas grand-chose = niet veel le passé = verleden passer = doorbrengen partiemment = met geduld; geduldig le patience = geduld le patron = baas; werkgever à peine = nauwelijks pendant = gedurende pénétrer - binnendringen perdre son temps = zijn tijd verliezen perdre = verliezen personne = niemand peser = wegen des petits = jongen; kleintjes peu = weinig avoir peur = bang zijn faire peur = bang maken la peur = angst le phénomène = verschijnsel au pied de = aan de voet van le piège = valstrik; val le pire = ergste pis = ergst; slechtst la pitié = medelijden être placé = geplaatst zijn plaire = behagen en pleine rue = midden op straat pleinement - volledig plonger = dopen; steken; duiken en plus = bovendien plusieurs = enkele à plusieur reprises = herhaaldelijk en poche = op zak au point de = zozeer dat le poisson = vis le pompier = brandweerman la population = bevolking le portable = mobieltje porter = brengen le poste = functie le poursuivant = achtervolger poursuivre = voortzetten; achtervolgen pousser = duwen sans précédent = uniek; ongekend précéder = voorafgaan précieux = kostbaar prédire = voorspellen le préjugé = vooroordeel c'est à prendre ou à laisser = graag of niet près de = naast trop près = te dichtbij la présence = aanwezigheid jusqu'à présent = tot nu toe présenter = voorstellen se présenter = zich vertonen presque = bijna présume(e) = vermoedelijke être prêt à = bereid zijn om prétendre = beweren sous prétexte de = zogenaamd om le prétexte = voorwendsel la preuve = bewijs prévenir = voorkomen (être) prévenu = (zijn) gewaarschuwd prévu = gepland prier = bidden la prière = gebed a priori = van tevoren; vooraf; in wezen la prison = gevangenis le prisonnier = gevangene se faire prisonnier = zich vrijwillig bij de politie melden procéder = te werk gaan le procès = rechtzaak; proces la profession = beroep; vak la proie = glooi; buit; slachtoffer proposer = voorstellen propre = schoon; eigen la prospérité = welvaart se protéger = zich beschermen en provenance de = komende uit le proverbe = spreekwoord le proviseur = rector prudent = voorzichtig puissant = sterk le pulsion = impuls; aandrang punir = straffen pur(e) = zuiver le quai = perron qualifier = bestempelen à quelque = ongeveer quitter = verlaten la racine = wortel radieux = stralend la raie = (haar)scheiding rapide = snel se rappeler = zich herinneren se rapprocher = naderbij komen rarement = zelden rassurée = gerustgesteld ravi = verrukt ravissant = schitterend rayonnant = stralend rayonner = stralen réaliser = tot stand brengen recenser = tellen recevoir = krijgen reconnaître = erkennen être reconnu = erkend worden recruter = aanwerven être récupéré = teruggekregen réduire = beperken; verminderen réel = werkelijk; wezenlijk la refuge = schuilplaats; toevluchtsoord le refus = weigering refuser = weigeren le regard = blik la règle = egel le regret = spijt; berouw régulier = vast; regelmatig remonter = teruggaan rempli = volbracht le renard = vos se rendre à = gaan naar renseigner = inlichtingen geven le repas = maaltijd reprendre = hervatten à plusieurs reprises = herhaaldelijk reprocher = verwijten se reproduire = zich weer voordoen réputé = beroemd la réserve = het reservaat des réserves = (nood)voorrad le réservoir = tank résider dans = bestaan in; berusten op la résignation = berusting le responsable = verantwoordelijk persoon; schuldige ressentir = voelen rester = overhouden les restes = overblijfselen résurgir = opduiken retenir = tegenhouden retiré = teruggetrokken retouner = teruggaan la retraite = pensioen réussir = slagen la revanche = wraak réveiller = wakker maken revenir = terugkomen revenir à = neerkomen op rêver = dromen la révoite = opstand richissime = heel rijk le risque = risico rouler = rijden la rumeur = gerucht le sac = tas saigner = bloeden le salaud = schoft sanctionner = straffen sans crainte = zonder angst sans = zonder le sans-papier = illegaal sauf = behalve sauter = springen sauvage = wild la scène = toneel le SDF (sans domicile fixe) = dakloze secher les cours = spijbelen appeler au secours = om hulp roepen la sécurité = veiligheid séduire = verleiden selon = volgens à notre sens = volgens ons le sens de = het gevoel voor sensible = gevoelig sentir = voelen le serpent = slang seul(e) = alleen si = als; ja(wel) la signification = betekenis le silence = stilte silencieusement = in stilte singulièrement = bijzonder sinistre = rampzalig le site = plek; internetsite la situation = betrekking; baan sociable = gezellig c'est chacun pour soi = het is ieder voor zich la soirée = avond; feest le solitaire = eenling la solution = oplossing la somme = bedrag le son = geluid le sondage = enquête des soucis = zorgen soudain(e) = plotseling soulever = optillen souffrir = lijden le soupçonner = verdnken sourire = glimlachen le sourire = glimlach la souris = (computer)muis sous = onder sousestimer = onderschatten soutenir = steunen se souvenir = zich herinneren stipuler = bedingen; bepalen stupéfait = stomverbaast subi = ondergaan; geleden la subvention = subsidie la succession = opvolging suffire = voldoende zijn suivi de = gevolgd door suivre = volgen le sujet = onderwerp la superstition = bijgeloof sûr = zeker surestimer = overschatten surgir = plotseling verschijnen; opduiken surprenant(e) = verbazingwekkend survivre = overleven le suspect = verdachte le tablier = schort; voorschoot la tâche = vlek tant = zoveel; zozeer le tapage = rumour trop tard = te laat le taux = gehalte; percentage la teinte = kleur; tint témoigner = getuigen le témoin = getuige de temps à autre = af en toe à temps = bijtijds il y a quelque temps = een tijdje geleden tendre = (uit)strekken tendre les bras = de armen uitsteken tenir le coup = volhouden se tenir à = zich houden aan tenter - proberen; pogen tenter sa chance = zijn kans wagen terminé = afgelopen la tête = hoofd en tête-à-tête = onder vier ogen le texto = sms'je la thèse = stelling le tiers-monde = derde wereld tirer = schieten s'en tirer = zich (eruit) redden la toile = web (internet) tolérer = verdragen tomber = vallen touché = geraakt toucher = aanraken prendre une tournure = een wending nemen tous les jours = elke dag tout entier = in zijn geheel tout juste = zojuist la trace = spoor se traîner = kruipen traiter = behandelen traverser = (dwars) gaan door le trésor = schat; zeer waardevol bezit le tribunal = rechtbank se tromper = zich vergissen le troupeau = kudde le truc = ding (waarvan men de naam niet weet) tuer = doden se tuer = zich doden le tueur = moordenaar; doder la tumeur = gezwel l'univers = wereld plus urbanisé = meer bebouwd la vache = koe le vagebondage = zwerversbestaan la vague = golf en vain = tevergeefs la valise = koffer le veau = kalf vécu(e) (vivre) = meegemaakt; beleefd (leven) le vélomoteur = bromfiets vendre = verkopen être mis en vente = te koop aangeboden zijn la vente = verkoop véritable = echt vers = naar; rond verser = schenken la victime = slachtoffer entrer en vigueur = in werking treden la ville = stad le vin = wijn la violence = geweld le visage = gezicht rendre visite à = bezoeken la visite = bezoek la vitesse = snelheid le voile = sluier; hoofddoek la voile = zeil la voisine = buurvrouw le vol = diefstal; vlucht le volant = stuur voler = stelen; vliegen se faire voler = bestolen worden le volontaire = vrijwilliger vrai(ment) = echt; werkelijk peu vraisemblable = niet erg waarschijnlijk le wagon = rijtuig avoir le moral à zéro = in de put zitten
Ingezonden op 16-03-2013 - 1451x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!