Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Nieuw Nederlands

123 spelling en grammatica hoofdstuk 1 t/m 3

Jaar 1 (havo/vwo)

fouten= melden
opmerkingen=melden

Zinsdelen: zinnen bestaan uit groepjes woorden die bij elkaar horen: de zin ‘de leraar moppert de hele dag’ bestaat uit 3 zinsdelen: 1. De leraar 2. Moppert 3. De hele dag. Om zinsdelen te vinden moet je eerst het pv zoeken.
Zo vind je zinsdelen:

Als je wil weten of woorden samen een zinsdeel vormen?, verander dan een paar keer de volgorde van de zin. Woorden die altijd in dezelfde volgorde naast elkaar blijven staan, vormen samen een zinsdeel.
Persoonsvorm: in elke correcte zin staan werkwoorden. Een van die werkwoorden is de persoonsvorm (pv).

Zo vind je de pv:
Om te bepalen welk ww (werkwoord) de pv is, zet je de zin in een anderen tijd. Het werkwoord dat veranderd is de pv. Als je de zin in een anderen tijd zet moet hij blijven kloppen.
Woordsoorten
de woorden van een taal kun je indelen in woordsoorten. In de zin ‘de leraar moppert ’ staan drie woordsoorten: ‘de’ lidwoord ‘leraar’ zn ‘moppert’ ww

Zelfstandig naamwoord
Een zn is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel. Een eigennaam is ook een zn.
Concreet zn : gaat over iets tastbaars, iets wat je kunt aanraken mens, dier, plant, ding en eigennaam
Abstract zn : gaat over iets wat je niet kunt aanraken een gevoel

Zo vind je een zn : (meestal)
	enkelvoud en meervoud (huis-huizen)
	Verkleinwoord van maken 
	‘De’ ‘het’ of ‘een’ voorzetten

Lidwoord
Er zijn 3 lidwoorden : ‘de’ ‘het’ en ‘een’
‘de’ en ‘het’ zijn bepaalde lidwoorden
‘een’ is een onbepaald lidwoord
Zo vind je een lidwoord:
een lidwoord hoort altijd bij een zn. Soms staat er tussen een lidwoord en zn nog een ander woord. Een bijvoeglijk naamwoord (bn)

Hoofdletters en leestekens
Een tekst bestaat uit Zinnen. Om het begin en eind aan te geven van een zin gebruiken we hoofdletters en leestekens.

Zo plaats je hoofdletters en leestekens:
	Aan het begin van een zin zet je een hoofdletter.
	Hoofdletters gebruik je verder bij namen van personen of landen en steden, ook worden die zijn afgeleid van namen schrijf je met hoofdletter: Zuid-Hollandse Engelsman
	Als een zin met ‘t, ‘s, ’n dan word de tweede een hoofdletter.
	Namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken schrijf je met kleine letters.
	Aan het einde van de zin zet je meestal een punt (.)
	Vraagzinnen eindigen op een vraagteken (?)
	Een uitroepteken (!) gebruik je als je ergens extra nadruk op wil leggen.
	Nooit 2 ?? of !! naast elkaar
	Voor of na een aanspreking (hé, wil je even komen, joep)
	Tussen de delen van een opsomming
	Tussen 2 persoonsvormen

Onderwerp
Zinnen bestaan uit zinsdelen. Het onderwerp (ow) is zo’n zinsdeel. Vrijwel elke zin heeft een onderwerp.
Zo vind je het onderwerp:
1.	Zoek de persoonsvorm
2.	Zet streepjes tussen de zinsdelen van de zin.
3.	Vraag wie (wat) + persoonsvorm?
4.	Het antwoord op die vraag is het onderwerp.

Werkwoord (ww)
Een ww zegt iets of iemand doet. Maar er zijn nogal wat ww waarbij dat niet zo duidelijk is. Een ww heeft verschillende vormen
•	Infinitief (inf) : hele werkwoord bijv. spelen
•	Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt) : speel, speelt, spelen
•	Persoonsvorm verleden tijd (pvvt): speelde, speelden
•	Voltooid deelwoord (vd)
•	Onvoltooid deelwoord (od)
Het onvoltooid deelwoord benoem je niet als ww.
Ook van een vd kun je een bv maken.
Zo vind je een werkwoord
Een werkwoord kun je vervoegen.

Meervoud
De meeste zn hebben een enkelvoud (ev) en een meervoud (mv)
Zo maak je het meervoud
1.	Zet -en achter het woord
Let op !
-	Als het woord eindigt op een korte klank en een medeklinker, moet je de laatste medeklinker verdubbelen.
-	Als het woord eindigt op een lange klank en een medeklinker, moet je de lange klank in het meervoud met een klinker schrijven.
-	Als het woord eindigt op -f of een -s, veranderd die letter vaak in een v of in een z. maar dat gebeurd niet bij alle woorden die op een -f of een -s eindigen .
2.	Ze -s achter het woord
Let op!
Als je het meervoud verkeerd kunt uitspreken schrijf je een apostrof (‘)voor de s.
Zinsdelen: werkwoordelijk gezegde 
Zinnen bestaan uit zinsdelen. Het ‘onderwerp’ (ow) ken je al. Een ander zinsdeel is het werkwoordelijk gezegde (wg) , dat alleen uit werkwoorden bestaat. Het werkwoordelijk gezegd zegt wat het onderwerp ‘doet’ of ‘overkomt’.
Zo vind je het werkwoordelijke gezegde 
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm plus de anderen werkwoorden, soms aangevuld met de woordjes ‘te’ of ‘aan het’. 
Bijvoeglijk naamwoord
Met een bijvoeglijk naamwoord (bn) kun je iets vertellen over een zelfstandig naamwoord. Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welke stof iets is gemaakt.
Zo vind je een bijvoeglijk naamwoord 
•	Een bijvoeglijk naamwoord staat meestal voor het zelfstandig naamwoord. Soms staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord.
•	Een bijvoeglijk naamwoord kent de ‘de trappen van vergelijking’
•	Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft maar een vorm en eindigt vaak op -en. Ook staat het altijd voor het zelfstandig naamwoord.
D of T aan het eind?
De t-klank aan het eind van een woord schrijf je soms als een t, soms als een d.
Zo vind je de laatste letter
De laatste letter bepaal je door het woord langer te maken. Als je bij langer maken een d hoort, schrijf je een d. en andersom. Dat trucje werkt:
•	Bij zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden

fouten?
zoja, meld even in de reacties.

Ingezonden op 17-03-2013 - 5810x bekeken.
Waardering 8 (aantal stemmen: 4)

voting system
1
2
3
4
5

als er fouten zijn met het even en er staan ook geen voorbeelden van woorden bij

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Nieuw Nederlands

123 spelling en grammatica hoofdstuk 1 t/m 3