Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
mywords
› 0 P
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
mywords
, deel LA
0 P
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
paene = bijna palam = openlijk {adv} palus, udis = moeras {f} par, paris = gelijk; gelijk aan; opgewassen tegen {+ dat} paratus = gereed; bereid parco, parcere, peperci, (parsurus) = sparen {+ dat} parentes, um = ouders {m} pareo, parére, parui = gehoorzamen {+ dat} pario, parere, peperi, (partum) = baren; behalen paro, parare = klaarmaken; voorbereiden pars, partis = deel; kant; partij {f; 3. plur} partim = deels parum = te weinig {adv} parvus = klein passim = verspreid {adv} passus, us = pas; stap pateo, patére = openstaan; duidelijk zijn pater, tris = vader; senatoren; patriciërs {m; 2. plur} patientia = geduld patior, pati, passus sum = lijden; uithouden; toelaten; toestaan patria = vaderland patrius = van het vaderland; vaderlands- pauci, orum = enkele; enkelen; weinige; weinigen paulatim = geleidelijk; langzaamaan paulo/paulum = een beetje {adv} pauper, pauperis = arm; armoedig pax, pacis = vrede {f} pecco, peccare = verkeerd handelen; een misdaad begaan pectus, oris = borst; hart {n} pecunia = geld pecus, oris = vee {n} pedes, itis = soldaat te voet; infanterist {m} peior, oris = slechter pello, pellere, pepuli, pulsum = verdrijven penates, um = Penaten {m} pendeo, pendére, pependi = hangen; zweven per = door; door ... heen; gedurende; door middel van {+ acc} per-do, dere, didi, ditum = te gronde richten; verliezen per-duco, ducere = brengen per-eo, ire = omkomen per-fero, ferre = verdragen; brengen; berichten per-ficio, ficere = voltooien; afmaken pergo, pergere, perrexi, perrectum = doorgaan; voortgaan periculum = gevaar per-mitto, mittere = toestaan per-moveo, movére = hevig beroeren pernicies, ei = ondergang; verderf perpetuus = onafgebroken; voortdurend per-sequor, sequi = vervolgen per-spicio, spicere, spexi, spectum = doorzien per-suadeo, suadére, suasi, suasum = overhalen; overtuigen {+ dat} per-tineo, tinére, tinui = zich uitstrekken; zich uitstrekken tot; betrekking hebben op; betrekking hebben {2. ...op: ad + acc} per-turbo, turbare = hevig verwarren; hevig doen verwarren per-venio, venire = bereiken; aankomen in pes, pedis = voet {m} pessimus = slechtst; slechtste peto, petere, peti(v)i, petitum = trachten te bereiken; verlangen; aanvallen; vragen; vragen aan {2. ...aan: a + abl} pietas, atis = plichtsgevoel; respect; genegenheid {f} pius = plichtsgetrouw; respectvol; liefdevol placeo, placére, placui = bevallen placet (mihi) = het bevalt; het bevalt me placidus = vredig plebs, plebis = volk; lager volk; de massa plenus = vol; vol met {...met + gen} pleri-que, plerae-que, plera-que = meeste; meesten; de meeste; de meesten plerumque = meestal plures, plurium = meer plurimus = zeer veel plus, pluris = meer poculum = beker poena = straf poëta = dichter {m} polliceor, pollicéri, pollicitus sum = beloven pondus, eris = gewicht {n} pono, ponere, posui, positum = plaatsen pons, pontis = brug {m} populus = volk porta = poort porto, portare = dragen portus, us = haven posco, poscere, poposci = eisen pos-sideo, sidére, sedi, sessum = bezitten post = na; achter; later {1. prep + acc; 2. adv} postea = later {adv} posterus = volgend; later; nakomelingen {(plur)} postquam = nadat postremo/postremum = tenslotte postulo, postulare = eisen potens, ntis = machtig; in bezit van; in staat; in staat tot {2. ...tot [i]+ gen[/i]} potentia = macht potestas, atis = macht; gelegenheid {f} potior, potiri, potitus sum = zich meester maken van {+ abl} potius = liever {adv} prae = wegens; vergeleken met {+ abl} praebeo, praebére, praebui, praebitum = verschaffen prae-ceps, cipitis = hals over kop; steil praeceptum = voorschrift prae-cipio, cipere = voorschrijven; bevelen praeda = buit prae-fero, ferre = verkiezen; verkiezen boven {...boven [i]+ dat[/i]} prae-mitto, mittere = vooruit sturen praemium = beloning prae-pono, ponere = aan het hoofd stellen; aan het hoofd stellen van; verkiezen; verkiezen boven {...van/boven [i]+ dat[/i]} praesertim = vooral praesidium = bescherming; wachtpost; garnizoen prae-sto, stare, stiti, staturus = verrichten; tonen prae-stat = het is beter prae-sum, esse = aan het hoofd staan; aan het hoofd staan van {...van [i]+ dat[/i]} praeter = behalve; naast {+ acc} praeterea = bovendien praeter-eo, ire = gaan langs; voorbij gaan praetor, oris = pretor {m} preces, precum = smeekbede {f} precor, precari = smeken premo, premere, pressi, pressum = drukken; in het nauw brengen pretium = prijs primo, primum = eerst {adv} primus = eerst; eerste princeps, cipis = eerste; voornaamste; vorst; leider {m} principium = begin prior, oris = eerder prius = eerder; eerst {adv} priusquam = voordat privatus = persoonlijk; privé-; burger pro = voor; ter verdediging van; in plaats van {+ abl} probo, probare = keuren; goedkeuren pro-cedo, cedere = naar voren gaan procul = ver; ver van {1. adv; 2. ...van: a + abl} pro-do, dere, didi, ditum = openbaar maken; verraden pro-duco, ducere = naar voren leiden proelium = strijd profecto = zeker; echt; heus {adv} pro-ficiscor, ficisci, fectus sum = vertrekken pro-gredior, gredi, gressus sum = voortgaan; vorderen pro-hibeo, hibére, hibui, hibitum = verhinderen; afhouden van pro-mitto, mittere = beloven prope = dichtbij; bijna {1. prep + acc; 2. adv} propero, properare = zich haasten propinquus = naburig; verwant propior, oris = dichterbij pro-pono, ponere = voorstellen; voor ogen houden; beseffen proprius = eigen propter = wegens {+ acc} pro-sum, prodesse = helpen {+ dat} pro-tego, tegere = beschermen pro-video, vidére = vooruit zien; voorzien provincia = provincie; ambtsgebied proximus = dichtst bij; dichtst bij gelegen prudentia = wijsheid publicus = van de staat; staats- pudor, oris = fatsoen; schaamte; eergevoel {m} puella = meisje puer, eri = jongen pugna = strijd pugno, pugnare = vechten pulcher, chra, chrum = mooi punio, punire = straffen purus = zuiver; rein puto, putare = menen; denken possum, posse, potui = kunnen
Ingezonden op 20-04-2013 - 697x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!