Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
mywords
› 0 S
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
mywords
, deel LA
0 S
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
non solum ... sed etiam = niet alleen ... maar ook sacer, cra, crum = heilig; gewijd; gewijd aan {aan: + gen} sacerdos, otis = priester {m} sacrum = offer saeculum = eeuw saepe = vaak {compar: saepius, superl: saepissime} saevus = woest salus, utis = heil; redding {f} saluto, salutare = groeten; begroeten als {2. + dubb acc} sanctus = heilig; onschendbaar sanguis, inis = bloed {m} sanus = gezond sapiens, ntis = wijs; de wijze sapienta = wijsheid satis = genoeg {indecl; (+ gen)} saxum = rots scelestus = misdadig; crimineel scelus, eris = misdaad {n} scienta = kennis; wetenschap scio, scire, sci(v)i, scitum = weten scribo, scribere, scripsi, scriptum = schrijven secundum = volgens; langs {+ acc} secundus = tweede; gunstig sedeo, sedére, sedi, (sessum) = zitten sedes, is = zetel; woonplaats {f} sed = maar semper = altijd senator, oris = senator {m} senatus, us = senaat senectus, utis = ouderdom {f} senex, senis = oud; oude man {m; compar: senior} sensus, us = gevoel sententia = mening; uitspraak sentio, sentire, sensi, sensum = voelen; merken; bemerken sepelio, sepelire, sepeli(v)i, sepultum = begraven septem = zeven {indecl} sepulcrum = graf sequor, sequi, secutus sum = volgen sermo, onis = gesprek; taal {m} servio, servire = dienen; slaaf zijn {+ dat} servitus, utis = slavernij {f} servo, servare = redden; bewaren servus = slaaf sese = se {is hetzelfde als ...?} seu = hetzij sex = zes {indecl} se = zich {acc/abl} si = als sicut = zoals sic = zo sidus, sideris = ster {n} signum = teken; veldteken; vaandel silentium = stilte silva = bos similis = gelijk; gelijk aan {aan: + gen/dat} simulacrum = beeld simulo, simulare = doen alsof simul = tegelijkertijd sine = zonder {+ abl} singuli, ae, a = telkens één; stuk voor stuk sinister, tra, trum = linker; links sin = maar als sino, sinere, sivi, situm = toestaan; laten sisto, sistere, stiti, (statum) = blijven staan situs = gelegen sive = hetzij societas, atis = genootschap; bondgenootschap {f} socius = bondgenoot; vriend sol, solis = zon {m} soleo, solére, solitus sum = gewoon zijn solidus = stevig solitudo, inis = eenzaamheid; stilte {f} sollicito, sollicitare = ongerust maken; ophitsen solum = slechts; alleen {adv} solus = alleen solvo, solvere, solvi, solutum = losmaken; betalen somnus = slaap soror, oris = zuster {f} sors, sortis = toeval; lot; noodlot {f} spargo, spargere, sparsi, sparsum = strooien; sprenkelen; besprenkelen; verspreiden spatium = afstand; ruimte species, ei = aanblik; schijn; uiterlijke schijn; soort specto, spectare = kijken; kijken naar sperno, spernere, sprevi, spretum = versmaden; afwijzen spero, sperare = hopen spes, spei = hoop; hoop op {op: + gen} spiritus, us = adem; geest sponte = uit eigen beweging; spontaan statim = meteen statuo, statuere, statui, statutum = besluiten sterno, sternere, stravi, stratum = neerwerpen; bedekken sto, stare, steti, (statum) = staan struo, struere, struxi, structum = bouwen studeo, studére = zich toeleggen op {+ dat} studium = ijver; enthousiasme; sympathie; beoefening stultus = dom suadeo, suadére, suasi, suasum = aanraden; overreden sub-eo, ire = gaan onder; op zich nemen; naderen; volgen op sub-icio, icere = onderwerpen subito = plotseling {adv} subitus = plotseling sub = onder {+ acc/abl} subsidium = steun; hulp suc-cedo, cedere = binnengaan; naderen; opvolgen {+ dat} sum, esse, fui = zijn summa = hoogste punt; hoofdzaak summus = hoogste; hoogst sumo, sumere, sumpsi, sumptum = nemen superbia = trots; de trots; arrogantie super = boven; boven op; behalve; erboven {2. prep + acc; 3. adv} superbus = trots; arrogant superior, oris = hoger; superieur; vroeger; vorig supero, superare = overwinnen super-sum, esse = over zijn supplicium = smeekbede; straf; doodstraf; terechtstelling supra = erboven; boven {1. adv; 2. perp + acc} supremus = hoogst; hoogste; laatst; laatste surgo, surgere, surrexi, surrectum = opstaan; oprijzen sus-cipio, cipere = op zich nemen sus-tineo, tinére, tinui, tentum = hooghouden; uithouden suus = zijn; haar; hun
Ingezonden op 20-04-2013 - 597x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
18-05-2013
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!