Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

D'accord!, deel 2

0 Regelmatige ww: -er, -re, -ir + Onregelmatige ww. (Pr., Pc., Im.) Zie beschrijving!

Jaar 2 (havo/vwo)

je joue= ik speel
tu joues= jij speelt
elle joue= zij speelt
nous jouons= wij spelen
vous jouez= jullie spelen
elles jouent= zij spelen
tu as joué= jij hebt gespeeld 
ils jouaient= zij speelden
j'attends= ik wacht
tu attends= jij wacht
on attend= men wacht
nous attendons= wij wachten
vous attendez= jullie wachten
elles attendent= zij wachten
vous avez attendu= jullie hebben gewacht
il attendait= hij wachtte
je finis= ik beëindig
tu finis= jij beëidigt
il finit= hij beëindigt
nous finissons= wij beëindigen
vous finissez= jullie bëindigen
elles finissent= zij beëindigen
j'ai fini= ik heb beëindigd
vous finissiez= jullie hebben beëindigd
je vais= ik ga
tu vas= jij gaat
elle va= zij gaat
nous allons= wij gaan
vous allez= jullie gaan
elles vont= zij gaan
je suis allé= ik ben gegaan
j'allais= ik ging
j'ai= ik heb
tu as= jij hebt
on a= men heeft
nous avons= wij hebben
vous avez= jullie hebben
elles ont= zij hebben
j'ai eu= ik heb gehad
je avais= ik had
je bois= ik drink
tu bois= jij drinkt
il boit= hij drinkt
nous buvons= wij drinken
vous buvez= jullie drinken
elles boivent= zij drinken
j'ai bu= ik heb gedronken
je buvais= ik dronk
je dois= ik moet
tu dois= jij moet
elle doit= zij moet
nous devons= wij moeten
vous devez= jullie moeten
elles doivent= zij moeten
j'ai du= ik heb gemoeten
je devais= ik moest
je dis= ik zeg
tu dis= jij zegt
il dit= hij zegt
nous disons= wij zeggen
vous dites= jullie zeggen
elles disent= zij zeggen
j'ai dit= ik heb gezegd
je disais= ik zei
je dors= ik slaap
tu dors= jij slaapt
on dort= men slaapt
nous dormons= wij slapen
vous dormez= jullie slapen
elles doment= zij slapen
j'ai dormi= ik heb geslapen
je dormais= ik sliep
je suis= ik ben
tu es= jij bent
elle est= zij is
nous sommes= wij zijn
vous êtes= jullie zijn
elles sont= zij zijn
j'ai été= ik ben geweest
j'étais= ik was
je fais= ik maak
tu fais= jij maakt
on fait= men maakt
nous faitons= wij maken
vous faites= jullie maken
elles font= zij maken
j'ai fait= ik heb gemaakt
je faisais= ik maakte
je mens= ik lieg
tu mens= ji liegt
il ment= hij liegt
nous mentons= wij liegen
vous mentez= jullie liegen
elles mentent= zij liegen
j'ai mis= ik heb gelogen
je mentais= ik loog
je mets= ik leg
tu mets= jij legt
elle met= zij legt
nous mettons= wij leggen 
vous mettez= jullie leggen
elles mettent= zij leggen
j'ai mis= ik heb gelegd
je mettais= ik legde
je pars= ik vertrek
tu pars= jij vertrekt
on part= men vertrekt
nous partons= wij vertrekken
vous partez= jullie vertrekken
elles partent= zij vertrekken
je suis parti= ik ben vertrokken
je partais= ik vertrok
je peux= ik kan
tu paux= jij kan
il peut= hij kan
nous pouvons= wij kunnen
vous pouvez= jullie kunnen
elles peuvent= zij kunnen
j'ai pu= ik heb gekund
je pouvais= ik kon
je prends= ik neem
tu prends= jij neemt
elle prend= zij neemt
nous prenons= wij nemen
vous prenez= jullie nemen
elles prennent= zij nemen
j'ai pris= ik heb genomen
je prenais= ik nam
je sais= ik weet
tu sais= jij weet
on sait= men weet
nous savons= wij weten
vous savez= jullie weten
elles savent= zij weten
j'ai su= ik heb geweten
je savais= ik wist
je sens= ik ruik
tu sens= jij ruikt
il sent= hij ruikt
nous sentons= wij ruiken
vous sentez= jullie ruiken
elles sentent= zij ruiken
j'ai senti= ik heb geroken
je sentais= ik rook
je sers= ik bedien
tu sers= jij bedient
elle sert= zij bedient
nous sevons= wij bedienen
vous servez= jullie bedienen
elles sevent= zij bedienen
j'ai servi= ik heb bediend
je servais= ik bediende
je sors= ik ga uit
tu sors= jij gaat uit
on sort= men gaat uit
nous sortons= wij gaan uit
vous sortez= jullie gaan uit
elles sortent= zij gaan uit
je suis sorti= ik ben uitgegaan
je sortais= ik ging uit
je vois= ik zie
tu vois= jij ziet
il voit= hij zit
nous voyons= wij zien
vous voyez= jullie zien
elles voient= zij zien
j'ai vu= ik heb gezien
je voyais= ik zag
je veux= ik wil
tu veux= jij wilt
elle veut= zij wilt
nous voulons= wij willen
vous voulez= jullie willen
elles veulent= zij willen
j'ai voulu= ik heb gewild
je voulais= ik wilde
je viens= ik kom
tu viens= jij komt
on vient= men komt
nous venons= wij komen
vous venez= jullie komen
elles viennent= zij komen
je suis venu= ik ben gekomen
je venias=ik kwam

Ingezonden op 12-05-2013 - 1753x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

1.Jouer-2. Attendre-3.Finir
+
4. Aller-5. Avoir-6. Boire-7. Devoir-8. Dire
9. Dormir-10. Être-11. Faire-12. Mentir-13. Mettre
14. Partir-15. Pouvoir-16. Prendre-17. Savoir-18. Sentir
19. Servir-20. Sortir-21. Voir-22. Vouloir-23. Venir
-----
Vous is elke keer jullie en zij is elke keer elles!
Van de Imparfait en Passé Composé staat van beide maar 1 uitgang per werkwoord want bij elk werkwoord is dit hetzelfde...

~Mochten er fouten in staan, ik hoor het wel! :)~

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

D'accord!, deel 2

0 Regelmatige ww: -er, -re, -ir + Onregelmatige ww. (Pr., Pc., Im.) Zie beschrijving!