Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

D'accord!

0 Taalfuncties blz. 181-187 *behalve 5.15, 5.16, 5.17 & 6.3

Jaar 3 (vwo)

Pardon? = Pardon, sorry
Parlez lentement, s'il vous plaît = Praat langzaam, alstublieft
Pas si vite, s'il vous plaît = Niet zo vlug, alstublieft
Je ne comprends pas = Ik begrijp het niet
Pouvez-vous répéter, s'il vous plaît? = Kunt u het herhalen, alstublieft?
Un couteau: c'est un truc pour couper = Een mes: dat is een ding om te snijden
Un gâteau: c'est un truc qu'on peut manger; c'est bon = Een taart: dat is iets om te eten, het is lekker
Un cheval: c'est un grand animal = Een paard: dat is een groot dier
C'était difficile: ce n'était pas facile = Het was moeilijk: het was niet makkelijk
Le prof était excellent: le prof était très bon = De leraar was uitstekend: de leraar was heel goed
Le hip-hop, c'est un genre/une sorte de danse = Hiphop is een soort dans

Je pense que = Ik denk dat
Peut-être = Misschien
Alors = Nou

Je ne sais pas encore = Ik weet het nog niet
Un moment, s'il vous plaît/ s'il te plaît = Een momentje alsjeblieft/ alstublieft
Attends/ attendez = Wacht
J'hésite entre...et... = Ik aarzel tussen...en...

C'est vrai? = Is het waar?
C'est pas vrai = Het is niet waar
Oh non, pas moi = Oh nee, ik niet
Ah bon = Oh

Je suis d'accord avec toi = Ik ben het met je eens
Je ne suis pas d'accord avec vous = IK ben het niet met u eens
Je suis pour... parce que = Ik ben voor...omdat
Je suis pour...car = Ik ben voor...want
Je suis contre...quisque = Ik ben tegen... aangezien

Je ne le crois pas = Ik geloof het niet
Je ne suis pas sûr/certain = Ik ben er niet zeker van

C'est possible = Het is mogelijk
Ce n'est pas possible = Het is niet mogelijk
C'est impossible = Het is onmogelijk
C'est important = Het is belangrijk
Ce n'est pas important = Het is onbelangrijk

d'abord = eerst
puis/après/ensuite = vervolgens/daarna
finalement = ten slotte

mais = maar
pourtant = echter, toch

parce que = omdat
car = want
puisque = omdat, immers

Je suis heureux = Ik ben gelukkig
Je suis malheureux = Ik ben ongelukkig
Je suis amoureux = Ik ben verliefd
Je suis triste = Ik ben triest, verdrietig
Je suis seul = Ik ben alleen
Je suis content = Ik ben tevreden, blij

Je voudrais des tomates, s'il vous plaît = Ik wil graag tomaten
Je prends un kilo d'asperges, s'il vous plaît = Ik neem een kilo asperges
Ça fait combien? = Hoeveel kost dat?
Voilà, monsieur / madame = Alstublieft, meneer / mevrouw

On va boire un pot / un verre? = Zullen we iets gaan drinken?
On va manger quelque chose? = Zullen we iets gaan eten?

Monsieur / Madame / Mademoiselle, s'il vous plaît = Meneer/ Mevrouw/ Juffrouw, alstublieft
On a réservé = We hebben gereserveerd
On est six = We zijn met zijn zessen
(je voudrais) la carte, s'il vous plaît = De kaart, alstublieft
Quel est le menu du jour? = Wat is het menu van de dag?
Je voudrais prendre... = Ik neem...
Vous avez..? = Heeft u..?
Je vourdais..., s'il vous plaît = Ik wil graag... alstublieft
Je prends... ,s'il vous plaît = Ik neem..., alstublieft
Pour moi..., s'il vous plaît = Voor mij... alstublieft
(je peux avoir) s'addition, s'il vous plaît = (ik wil graag) de rekening, alstublieft

Je suis bien au numéro ...? = Is dit nummer ...?
Je me suis trompé de numéro, excusez-moi = Ik heb me in het nummer vergist, neemt u mij niet kwalijk
Est-ce que je pourrais parler à ...? = Kan ik met ... praten?
Est-ce que ... est là? = Is ... er?
Voulez-vous répéter, s'il vous plaît? = Wilt u het alstublieft herhalen?
Je t'entends bien; Je t'entends mal = Ik hoor je goed; Ik hoor je slecht
Je vous entends bien; Je vous entends mal = Ik hoor u goed; Ik hoor u slecht
Parle plus fort, s'il vous plaît; Parlez plus fort, s'il vous plaît = Zou je wat harder willen praten?; Zou u wat harder willen praten?
Rappelle-moi dans; Rappelez-moi dans = Bel me over ... terug
Je te rappelle; Je vous rappelle = Ik bel je terug; Ik bel u terug
Allô j'écoute; Allô je vous écoute = Hallo ik luister
Voulez-vous prie de patienter; Je vous prie de patienter = Wilt u even wachten?
Merci d'avoir patienté = Dank u voor het wachten
Je vous passe monsieur; Je vous passe madame = Ik verbind u door met meneer; Ik verbind u door met mevrouw
Je n'ai pas de réseau = Ik heb geen bereik
Je n'ai plus d'unités sur ma carte téléphonique = Mijn beltegoed is op
Vous faites erreur = U vergist zich
Laissez-moi un message après le bip sonore = Laat een boodschap achter na de pieptoon
Ça sonne occupé = Ik krijg in gesprek
Le numéro que vous avez choisi n'est plus en service = Het nummer dat u hebt gekozen is niet meer in gebruik
Veuillez patienter; Veuillez patienter quelques instants = Een ogenblik geduld alstublieft
Composez le numéro; Faites le numéro = Toets het nummer in; Kies het nummer
Je peux utiliser ton portable? = Kan ik je mobieltje gebruiken?
Je peux emprunter ton portable? = Kan ik je mobieltje lenen?
Je t'envoie un texto = Ik stuur je een sms

Pardon, monsieur/madame = Pardon, meneer/mevrouw
On n'a pas encore = we hebben nog geen
On a commandé aussi des = We hebben ook...besteld
Je n'ai pas commandé = Ik heb geen...besteld
Vous avez oublié = U heeft...vergeten
On attend depuis = We wachten al..
Mon steak est trop cuit = Mijn steak is te veel doorbakken
Mon hot-dog est froid = Mijn hotdog is koud
Il y a une faute dans l'addition = Er zit een fout in de rekening

Tu viens? = Kom je?
Tu peux venir? = Kun je komen?
Vous pouvez venir? = Kunt u/ kunnen jullie komen?
Vous venez à Bordeaux = Komen jullie/ komt u naar Bordeaux?

Oui, (bien sûr) je viens = Ja, natuurlijk kom ik
Oui, (bien sûr) nous venons = Ja, natuurlijk komen we
Merci pour l'invitation = Dankjewel voor de uitnodiging
Oui, je viens/ nous venons à Bordeaux = Ja ik kom / we komen naar Bordeaux
Oui, d'accord / volontiers = Ja, afgesproken / graag

Non, je ne viens pas = Nee, ik komen niet
Non, nous ne venons pas = Nee, we komen niet
Non (je suis désolée) je ne peux pas venir = Nee (het spijt me) ik kan niet komen
Non excusez-moi je ne peux pas venir = Nee (het spijt me) ik kan niet komen
C'est dommage, je ne peux pas venir = Jammer, ik kan niet komen
Non je regrette = Nee, het spijt me

Qu'est-ce qu'il y a? = Wat is er/ wat scheelt eraan?
Je suis malade = Ik ben ziek
J'ai de la fièvre = Ik heb koorts
J'ai une blessure / je suis blessé = Ik ben gewond
Où avez-vous mal? = Waar heeft u pijn?
J'ai mal à = Ik heb pijn aan...

Vous avez un saradrap? = Heeft u een pleister?
un bandage = een verband
des comprimés = pilletjes
de la pommade = zalf
de la crème = crème
un sirop = een drankje/siroop
des gouttes = druppeltjes

Il faut respecter les règles = Je moet/ jullie moeten / men moet de regels respecteren
Il faut demander la permission au professeur = Je moet/ jullie moeten / men moet toestemming aan de leraar vragen
Il faut se brosser les dents = Je moet/ jullie moeten /men moet zijn tanden poetsen
Tu dois faire tes devoirs = Je moet je huiswerk maken
Samedi, il doit jouer au foot = Zaterdag moet hij voetballen`

Vous allez à gauche/à droite/ tout droit = U gaat linksaf, rechtsaf, rechtdoor
Vous prenez la reu / route à gauche/ à droite = U neemt de straat/ weg naar links / naar rechts
Vous tournez à gauche à droite = U slaat linksaf rechtsaf
Vous traversez = U steekt over
Vous suivez = U volgt
Vous longez = U loopt llangs/ gaat
Vous passez devant la poste = U komt langs het postkantoor
Sur votre gauche / droite il y a = Aan uw linkerhand/ rechterhand is/ligt/staat
Sur votre gauche / droite vous voyez = Aan uw linkerhand/rechterhand ziet u

Pardon monsieur / madame, je voudrais des renseignements sur... s'il vous plaît = Ik wil graag inlichtingen over

Je voudrais réserver ... places pour le TGV/ le train de= Ik zou graag... plaatsen reserveren voor de TGV/ trein van
en première / en seconde classe = in de eerste/ tweede klas
côté fenêtre / côté couloir = aan de raamkant/ aan de kant van het gangpad
un aller simple/ un aller retour = een enkele reis / een retourtje
Je voudrais ... billet(s) pour le train de ..= Ik wil graag... voor de trein van...
une réduction = een korting
les tarifs: plein tarif/ tarif réduit = de tarieven: vol tarief/ gereduceerd tarief
un billet avec réduction = een kaartje met korting
un billet avec/sans réservation = een kaartje met/ zonder reservering
Il faut changer (où)? = (waar) moet je overstappen?
C'est direct? = Is het rechtstreeks?
Il y a une correspondance = Is er een aansluiting?

Pardon, madame/ monsieur? = pardon, mevrouw / meneer?
Je voudrais des renseignements / des informations sur ... = ik wil graag inlichtingen over ...
C'est sur quel quai? = Op welk perron is het?
C'est quelle voie? = Welk spoor is het?
Quand est-ce que part le train en direction de ...? = wanneer vertrekt de trein richtingen ...?
Quand est-ce qu'arrive le train en provenance de...? = Wanneer komt de trein uit ... aan?
Il faut composter le billet? = Moet je het kaartje afstempelen? 
J'ai raté mon train / ma correspondance = Ik heb mijn trein / mijn aansluiting gemist
Le train a un retard de ... = De trein heeft een vertraging van ...

Ingezonden op 13-05-2013 - 3001x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Sorry

alles staat door elkaar.
5.15, 5.16, 5.17 & 6.3 staan in een andere lijst omdat ik die nederlands-frans getypt heb

Laat de fouten maar achter in de reacties ..

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

D'accord!

0 Taalfuncties blz. 181-187 *behalve 5.15, 5.16, 5.17 & 6.3