Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Private
› 16 Sterke werkwoorden 16.
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Private
16 Sterke werkwoorden 16.
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
geven = geben - gab - gegeben - gibt grijpen = greifen - griff - gegriffen - greift groeien = wachsen - wuchs - gewachsen - wächst hangen = hängen - hing - gehangen - hängt heffen,tillen = heben - hob - gehoben - hebt helpen = helfen - half - geholfen - hilft heten = heißen - hieß - geheißen - heißt houden = halten - hielt - gehalten - hält komen = kommen - kam - gekommen - kommt krijgen = bekommen - bekam - bekommen - bekommt laten = lassen - ließ - gelassen - lässt lenen = leihen - lieh - geliehen - leiht lezen = lesen - las – gelesen - liest liegen = lügen - log - gelogen - lügt liggen = liegen - lag - gelegen - liegt lijden = leiden - litt - gelitten - leidet (ge)lukken = gelingen - gelang - gelungen - gelingt (hard)lopen = laufen - lief - gelaufen - läuft mijden = meiden - mied - gemieden - meidet nemen = nehmen - nahm - genommen - nimmt overwegen = erwägen - erwog - erwogen - erwägt raden = raten - riet - geraten - rät rijden (op dier) = reiten - ritt - geritten - reitet rijden, varen = fahren - fuhr - gefahren - fährt roepen = rufen - rief - gerufen - ruft scheiden = scheiden - schied - geschieden - scheidet schieten = schießen - schoss - geschossen - schießt schijnen = scheinen - schien - geschienen - scheint schreeuwen = schreien - schrie - geschrien - schreit schrijven = schreiben - schrieb - geschrieben - schreibt schrikken = erschrecken - erschrak - erschrocken - erschrickt slaan = schlagen - schlug - geschlagen - schlägt slapen = schlafen - schlief - geschlafen - schläft sluiten = schließen - schloss - geschlossen - schließt snijden = schneiden - schnitt - geschnitten - schneidet spreken = sprechen - sprach - gesprochen - spricht springen = springen - sprang - gesprungen - springt staan = stehen - stand - gestanden - steht stelen = stehlen - stahl - gestohlen - stiehlt sterven = sterben - starb - gestorben - stirbt
Ingezonden op 23-05-2013 - 2170x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
25-05-2013
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!