Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Le MAG' - méthode de français, deel 3

5 woorden étape 4 + 5 foutloos!!!(door:thijmenmees)

Jaar 3 (Gymnasium)

4.1
ik ben geboren		 = 	je suis née; je suis né
de wetenschap		 = 	la science
het hulpwerkwoord		 = 	l'auxiliaire
overeenstemmen		 = 	s'accorder
trots		 = 	fier
gul		 = 	généreux
bezorgd		 = 	soucieux
menselijk		 = 	humain
verdedigen		 = 	défendre
worden		 = 	devenir
een orzaak		 = 	une cause
gemakkelijk		 = 	facile
dat verbaast me		 = 	ça m'étonne
zich vermommen; zich verkleden		 = 	se déguiser
een brand		 = 	un incendie
bescheiden		 = 	modest
een held		 = 	un héros
gelijk		 = 	pareil
jegens; ten opzichte van		 = 	envers
vervoegen; verbinden		 = 	conjuguer
tussen haakjes		 = 	entre parenthèses
geboren worden		 = 	naître
onbekend		 = 	inconnu
inboorlingen		 = 	des indigènes
want		 = 	car
dankzij		 = 	grâce à
de hele wereld		 = 	le monde entier
zij ziet er verlegen uit		 = 	elle a l'air timide
wat is er gebeurd?		 = 	qu'est-ce qui est arrivé?

4.2
aankruisen	 = 	cocher
waar gaat het over?	 = 	de quoi s'agit-il?
overal	 = 	partout
de wijk	 = 	le quartier
dromen	 = 	rêver
een gastgezin	 = 	une famille d'accueil
het team	 = 	l'équipe
het pensioen	 = 	la retraite
zich inzetten voor	 = 	s'engager pour
de vrede	 = 	la paix
verhuizen	 = 	déménager
strijdvaardig	 = 	battant
ongelukkig	 = 	malheureux
de vereniging	 = 	l'association
gisteren	 = 	hier
het begin	 = 	le début
gaan slapen	 = 	se coucher
laat	 = 	tard
meenemen	 = 	emmener
in het algemeen	 = 	en général
opstaan	 = 	se lever
hij heeft zich ingezet	 = 	il s'est engagé
zij heeft zich ingezet	 = 	elle s'est engagée
zij heeft geïnvesteerd	 = 	elle s'est investie
iedereen	 = 	tout le monde
een peiling	 = 	un sondage
beroemd	 = 	célèbre
het album is uitgebracht in 2003	 = 	l'album est sorti en 2003
er zijn evenveel huizen	 = 	il y a autant de maisons
een sms	 = 	un texto
van stof	 = 	en tissu
ik heb me geinvesteerd	 = 	je me suis investi(e)
de keuze	 = 	la choix
hij is opgestaan	 = 	il s'est levé
4.3
hij is geworden	 = 	il est devenu
het bijvoeglijk naamwoord	 = 	l'adjectif
verbaasd	 = 	étonné
geschokt	 = 	vexé
hij heeft ontvangen	 = 	il a reçu
ontvangen	 = 	recevoir
een grap	 = 	une blague
het gezicht	 = 	le visage
tussen de antwoorden	 = 	parmi les réponses
een schrijver	 = 	un écrivain
een ontwerper	 = 	un dessinateur
een keizer	 = 	un empereur
een zangeres	 = 	une chanteuse
een heldin	 = 	une héroïne
een koning	 = 	un roi
een koningin	 = 	une reine
zij is geboren	 = 	elle est née
wereldwijd	 = 	mondialement
vervolgens	 = 	puis
hij heeft gelezen	 = 	il a lu
dromerig	 = 	rêveux
5.1
volgend jaar	 = 	l'année prochaine
winnen	 = 	gagner
de koffer pakken	 = 	Faire sa valise
raden	 = 	deviner
welke maat is het?	 = 	c'est de quelle taille
nogal	 = 	plutôt
van welk materiaal is het?	 = 	c'est en quelle matière?
rechthoekig	 = 	rectangulaire
waarvoor dient het?	 = 	ça sert à quoi?
gemiddeld	 = 	moyen(ne)
verlengd	 = 	allongé
het is om mee te schrijven	 = 	ça sert à écrire
zijn spullen opruimen	 = 	ranger ses affaires
zich beschermen tegen de regen	 = 	se protéger de la pluie
een gieter	 = 	un arrosoir
uitvegen	 = 	effacer
gooien; weggooien	 = 	jeter
afval	 = 	des déchets
een bord	 = 	une assiette
laarzen	 = 	des bottes
aankondigen	 = 	annoncer
het onweer	 = 	l'orage
de zonnecrème	 = 	la crème solaire
de aanhalingstekens	 = 	les guillemets
gebruiken	 = 	utiliser
toch 	 = 	pourtant
bestaan	 = 	exister
gehoorzamen	 = 	obéir
aaien	 = 	caresser
ongehoorzaam	 = 	audacieux
5.2
beleefd	 = 	poli
oplettend	 = 	attentif
doelmatig; doeltreffend	 = 	efficace
snel	 = 	rapide
voorzichtig	 = 	prudent
wij zullen worden	 = 	nous deviendrons
wij zullen zien	 = 	nous verrons
wij zullen zijn	 = 	nous serons
wij zullen hebben	 = 	nous aurons
ontsnappen	 = 	échapper
wij zullen weten	 = 	nous saurons
wij zullen komen	 = 	nous viendrons
wij zullen gaan	 = 	nous irons
het gedicht	 = 	le poème
volgens jou	 = 	selon toi
volgens jou mening	 = 	à ton avis
logisch; duidelijk	 = 	évident
langzaam; traag	 = 	lent
helder	 = 	clair
lopend; stromend	 = 	courant
vast; stevig; sterk	 = 	solide
meenemen	 = 	emporter
het raadseltje	 = 	la devinette
nodig hebben	 = 	avoir besoin de
5.3
de etui	 = 	la trousse
naderen	 = 	approcher
reizen	 = 	voyager
heldhaftig	 = 	héroïque
aanvaller	 = 	attaquer
een cruise	 = 	une croisière
vroeger	 = 	autrefois
een woordenboek	 = 	un dictionnaire
blind	 = 	aveugle
vergelijken	 = 	comparer
overdrijven	 = 	exagérer
onvoltooid	 = 	inachevé
vervolgens	 = 	ensuite
een weduwe	 = 	une veuve
een weduwenaar	 = 	un veuf
zacht	 = 	doux;douce
duidelijk	 = 	évident
dikgedrukte woorden	 = 	des mots en gras
het bezittelijk voornaamwoord	 = 	le pronom possessif
laten zien; tonen	 = 	montrer
in het begin	 = 	au début
van glas	 = 	en verre
van hout	 = 	en bois
dat is om je te beschermen tegen de regen	 = 	ça sert à se protéger de la pluie
dat is om je spullen in te doen	 = 	ça sert à ranger les affaires
een raadseltje	 = 	une devinette
welke kleur zijn ze?	 = 	ils sont de quelle couleur?
een overwinning	 = 	un exploit
dalen	 = 	descendre
klimmen	 = 	monter
de knie	 = 	le genou
in een ei-vorm	 = 	en forme d'oeuf
waar is dat voor?	 = 	à quoi ça sert?
de toekomst	 = 	l'avenir
weggooien	 = 	jeter
de uitvinding	 = 	l'invention {v}

Ingezonden op 02-06-2013 - 1546x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

woorden étape 4+5 van een ***-boek.
succès avec l'apprentissage!
ç = ' + c

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Le MAG' - méthode de français, deel 3

5 woorden étape 4 + 5 foutloos!!!(door:thijmenmees)