Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Op niveau, deel 1

3 taalschat hoofdstuk 3 tot en met 6

Jaar 3 (vwo)

Taalschat blok 3 tot en met 6

Opdracht 7
actualiseren = moderniseren, eigentijds maken
consulteren = raadplegen
fiscaliseren = belasting heffen
globaliseren = over de hele wereld verspreid raken
infantiliseren = kinderachtig en dom worden of maken
nasynchroniseren = de gesproken taal van een film opnieuw opnemen in een andere taal
oxideren = verbinden met zuurstof, roesten
profeteren = voorspellen
standaardiseren = tot een eenheid brengen, normaliseren
Opdracht 8
antecedenten(onderzoek) = (onderzoek naar) iemands voorgeschiedenis
apotheose = indrukwekkend einde
assertief = zelfverzekerd, in staat om voor zichzelf op te komen
egaliseren = gelijkmaken
entourage = omgeving
geagiteerd = opgewonden en zenuwachtig
generaliseren = op grond van één geval een heleboel gevallen op dezelfde manier beoordelen
marchanderen = over voorwaarden onderhandelen, schipperen
militant = strijdbaar
narcistisch = erg met zichzelf ingenomen, ijdel
notabele = voornaam persoon
passe-partout = kaartje dat toegang geeft voor alle voorstellingen; rand van dun karton om een ingelijste foto of prent heen
prioriteit = voorrang
stigmatiseren = iemand een slechte naam bezorgen (omdat hij ooit iets verkeerds heeft gedaan)
ultimatum = laatste, dwingende eis, waarna bij het niet-toegeven strafmaatregelen volgen
statistisch gezien = op te maken uit de grote hoeveelheid gegevens die met elkaar worden vergeleken
profijtbeginsel = principe dat de kosten van overheidsdiensten in rekening worden gebracht aan de gebruikers ervan
constitutie = gestel, manier waarop je lichaam in elkaar zit en functioneert
heikel = lastig, hachelijk
fixatie = zeer sterke gerichtheid
liquidatie = iemand uit de weg ruimen
commotie = opschudding
dialyse = bloedspoeling
interfereren = op elkaar inwerken
Opdracht 9
De lamme leidt (helpt) de blinde. = Twee mensen hebben beiden een gebrek en helpen elkaar, maar die hulp levert niet veel op.
In het land der blinden is eenoog koning. = Tussen mensen die niets kunnen, valt iemand die een beetje presteert al gauw op.
Daar zul je je geen buil aan vallen. = Daar is niet veel risico aan verbonden.
Eigen schuld, dikke bult. = Je bent zelf verantwoordelijk voor tegenvallers.
duizend doden sterven = het zeer zwaar hebben of heel erg bang zijn
eruitzien als de dood van Pierlala = eruitzien als een geraamte
Oost-Indisch doof zijn = net doen alsof je iets niet hoort (omdat het je niet uitkomt)
De ouderdom komt met gebreken. = Als je ouder wordt, krijg je steeds meer kwalen.
iemand hartkloppingen bezorgen = iemand erg laten schrikken
iemand of iets kunnen missen als kiespijn = helemaal niet op iemand of iets gesteld zijn
Het middel is erger dan de kwaal. = De oplossing van het probleem levert meer nadelen op dan het probleem zelf.
Deze vergelijking gaat mank. = Deze vergelijking klopt niet.
De pleuris is uitgebroken. = Er zijn grote moeilijkheden ontstaan.
een rolberoerte krijgen van het lachen = vreselijk moeten lachen
de laatste stuiptrekkingen = de laatste, krampachtige uiting voor het definitieve einde
zout in de wonde wrijven = iemand kwetsen als hij het al moeilijk heeft
Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. = Halve maatregelen verergeren het probleem alleen maar.
oud zeer = iets wat al heel lang narigheid veroorzaakt
Een ziekte komt te paard en gaat te voet. = Mensen worden vaak plotseling en snel ziek en genezen maar langzaam.
Dat klopt als een zwerende vinger. = Dat klopt precies, zo is het maar net.
implanteren = inzetten in een levend wezen
imponeren = indruk maken
improviseren = onvoorbereid uitvoeren
incasseren = innen
indexeren = koppelen aan het algemene prijsniveau
indoctrineren = een overtuiging opdringen
paraderen = een optocht houden (voorbij komen om zich te laten zien)
polemiseren = twisten (ruziemaken) in een dagblad over een bepaald onderwerp
preciseren = nauwkeurig omschrijven
provoceren = uitdagen, uitlokken
authentiek = niet-nagemaakt, origineel
altruïsme = onbaatzuchtigheid (tegenovergestelde van egoïsme)
ambivalent = tweeslachtig, tegenstrijdig
distinctie = welgemanierdheid, waardoor je je van anderen onderscheidt
dogma = geloofsbeginsel waarover niet te discussiëren valt
entourage = omgeving
excessief = buitensporig, extreem
flatteus = er leuk uitziend, mooier makend
malversatie = verduistering van geld
polariseren = het (laten) ontstaan of toenemen van spanningen en tegenstellingen
progressief tarief = tarief dat afhangt van het inkomen
recidivist = iemand die opnieuw een misdaad pleegt
rehabiliteren = zuiveren van een slechte naam
routing (in een winkel) = de weg die de klanten (moeten) lopen
segregatie = apartheid (tegenovergestelde van integratie)
matineus = gewend vroeg op te staan
acute = plotseling en hevige
frivool = lichtzinnig, vrolijk en een beetje uitdagend
geobsedeerd = volledig in beslag genomen
uniciteit = het uniek-zijn, enig-zijn
sporadisch = zeer weinig
xenofoob = vreemdelingenhater
eufemistisch = verzachtende, verbloemende
demografische = over de bevolking
rivaliserende = die hun best doen anderen te overtreffen
triviale = Alledaagse, platte, gemene
legitimiteit = wettigheid, rechtmatigheid

Ingezonden op 06-06-2013 - 1294x bekeken.
Waardering 10 (aantal stemmen: 4)

voting system
1
2
3
4
5

Blok 3 tot en met 6 van taalschat.
Als er fouten in zitten laat het hieronder even weten

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Op niveau, deel 1

3 taalschat hoofdstuk 3 tot en met 6