Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Aarderijkskunde Stedelijk Gymnasium Breda
› 3 Armoede - De begrippen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Aarderijkskunde Stedelijk Gymnasium Breda
3 Armoede - De begrippen
Jaar 1 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Armoede = Niet kunnen voorzien in de eerste levensbehoefte. De Verenigde Naties = Een organisatie die de wereld helpt. Primaire bestaansmiddelen = De eerste levensbehoeften zoals drinkwater, voedsel, onderdak en kleding. Secundaire levensbehoeften = Goederen die niet in de eerste levensbehoeften zitten maar wel gewenst zijn. Welvaart = Het beschikken over geld om eigen behoeftes te kunnen vervullen. Armoedegrens = Het inkomen dat iemand nodig heeft om te kunnen voorzien in de basisbehoeften. Wereldbank = Instituut voor ontwikkelingssamenwerking. Absolute armoede = Mensen die niet kunnen voorzien van belangrijke behoeften Relatieve armoede = Als mensen niet kunnen meedoen in de samenleving maar net de primaire bestaansmiddelen kunnen kopen. Indicatoren = Een verschijnsel die iets aangeeft. Inkomenongelijkheid = De ongelijke verdeling van inkomens in een land. Koopkracht = De hoeveelheid goederen die je kan kopen met je inkomen. Big-Mac-index = Een formele berekingswijze om de koopkracht van landen elkaar te vergelijken. Zelfvoorzienendheid = Mensen die in alle opzichten voor zichzelf zorgen. Informele sector = De beroepen die niet geregistreerd. Levensstandaard = Het welvaartspeil van de mensen in een land. Human Devolopment Index = Een methode die de welvaart in een land te meten die rekenging houd met houdt met inkomen, maar ook gezond en onderwijs zorg. Levensverwachting = Een gemiddelde leeftijd die een mens te leven heeft na de geboorte in een land. Ontwikkelingslanden = Derde wereld landen. Derdewereldlanden = Ontwikkelings landen. Ontwikkelde landen = Een land met een goede economie en hoge gemiddeld inkomen per hoofd. Noord-Zuid-tegenstelling = De tegenstelling tussen de rijke landen in het noorden en de arme landen in het zuiden van de wereld. Regionale ongelijkheid = Het verschil in welvaart tussen gebieden in een land. Schaalniveau = Grootte van een gebied dat bestudeerd wordt. Mondiale schaal = Het wereld wijd bestuderen van een ruimtelijk verschijnsel. Continentale schaal = Het bestuderen van een ruimtelijk verschijnsel in een werelddeel. Nationale schaal = Het bestuderen van een ruimtelijk verschijnsel in een land. Regionale schaal = Het bestuderen van een ruimtelijk verschijnsel in een deel van een land. Lokale schaal = Het bestuderen van een ruimtelijk verschijnsel in een stad of dorp. Centrum = Het meer ontwikkelde deel van de wereld, een werelddeel enz. Periferie = Het achtergebleven economie en politiek in de wereld, werelddeel enz. Semiperiferie = Landen die tussen centrum en periferie inzitten. Pullfactoren = Factoren in een gebied die mensen en bedrijvigheid aantrekken. Afstotingsgebied = Gebied met overwegend pushfactoren. Pushfactoren = Factoren in een gebied die mensen en bedrijvigheid afstoten. Klimaat = De gemiddelde weergesteldheid in een gebied gemeten over een lange periode ( 30 jaar). Bodemerosie = Het verkeerd van de bovenste vruchtbare laag door verkeerd gebruik door mens Bodem = Het bovenste, losse deel van de aarde, waarin de plantenwortels groeien. Irrigatie = Het kunstmatig bevloeien van land. Verzilting = Het geleidelijk toenemen van het zoutgehalte in de bodem. Tropen = Warme en natte gebieden aan weerzijde van de evenaar. Ontbossing = Het verdwijning van grote stukken bossen. Zwerflandbouw = Kleinschalig landbouw die wordt verlaten en dichtgroeid. Duurzame landbouw = Het milieuvriendelijk bedrijven van landbouw. Kunstmest = Kunstmatig (niet dieren) verkregen mest. Bodemdegratie = Een bodem die minder goed is dan de vorige wat hij eerst was. Kapitaalextensief = vorm van productie waar in verhouding veel machines zijn ingezet. Arbeidsintensitief = Vorm van productie waarbij in verhouding weinig mensen woorden ingezet. Groene Revolutie = Het proberen meer opbrengst te krijgen per hectare. Elite = Kleine groep rijke en invloedrijke mensen. Massa = Grote groep arme mensen in ontwikkelingslaanden. Grootgrondbezitters = Kleine groep zeer rijke boeren die bijna al het land bezitten. Kleine boeren = Arme boeren met een klein stukje grond. Pachters = landloze boeren die een stuk grond huren van grootgrondbezitters. Landloze boeren = Zeer arme boeren zonde land
Ingezonden op 17-06-2013 - 1010x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!