Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Spaans en Japans
› 6 2000 Duitse woorden deel 5
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Spaans en Japans
6 2000 Duitse woorden deel 5
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
erzeugen = produceren das Ballungsgebiet = het dichtbevolkte(industrie)gebied zeugen = getuigen sich ernähren = zich voeden winzig = zeer klein verdreckt = vervuild entlarven = ontmaskeren anregen = aanzetten; inspireren; stimuleren; prikkelen; aansporen die Landgebühren = de landingsrechten die Entschädigung = de schadevergoeding das Tauwetter = het dooiweer der Dauerfrost = de permanente vorst; de aanhoudende vorst die Verwesung = de verrotting; het bederf; de ontbinding Abertausende = nog eens duizenden die Lademenge = de hoeveelheid lading die Haftpflichtversicherung = de WA-verzekering der Bundestag = de bondsdag die Bürgerinitiative = de actiegroep der Bundeskanzler = de bondskanselier die Wahl = de verkiezing; de keuze der Ausschuss = de commissie die Volksbefragung = het referendum; de volksstemming ein Gesetz verabschieden = een wet aannemen das Wahlverhalten = het kiesgedrag der weibliche Mitgliederanteil = het aantal vrouwelijke leden; het vrouwelijke ledental zuständig = bevoegd; belast; verantwoordelijk die Quotierung = de evenredige vertegenwoordiging der Landtag = het deelstaatparlement; het parlement van een deelstaat der Stadtrat = de gemeenteraad der Beigeordnete = de wethouder die Wahlversammlung = de verkiezingsbijeenkomst das Rednerpult = het spreekgestoelte das Flugblatt = het pamflet die Wahlurne = de stembus einen Antrag ablehnen = een voorstel verwerpen; een voorstel afwijzen das Wahlergebnis = de verkiezingsuitslag abschnieden = het ... doen die politische Bühne = het politieke toneel die Beziehungen = de betrekkingen; de relaties das Ausländeramt = het bureau voor buitenlanders das Bundesland = de deelstaat der Standort = de positie klarstellen = uit de weg ruimen sich breitmachen = om zich heen grijpen dahingestellt bleiben = nog onzeker zijn das Wahlverfahren = de verkiezingsprocedure; de stemprocedure weltanschaulich = wereldaanschouwelijk die Annäherung = de toenadering herabwürdigen = vernederen die Bittschrift = het request; de petitie; het verzoekschrift erörtern = bespreken der Auswuchs = de uitwas die Vorkehrung = de voorzorgsmaatregel die Kommunalwahlen = de gemeenteraadsverkiezingen entmündigen = onder curatele stellen ehern = ijzeren der Abstimmungsumschlag = de stemenveloppe; de stemenvelop tragfähig = draagkrachtig veruntreuen = verduisteren unveräußerlich = onvervreemdbaar das Gemeinwesen = het publiekelijk lichaam das Anliegen = het verzoek etwa = ongeveer; soms; bijvoorbeeld samt = met inbegrip van sich durchsetzen = zich handhaven die MKS = de MKZ streicheln = strelen die Sinnesorgane = de zintuigen erstaunlich = verbazingwekkend die Dämmerung = de schemering unterlegen sein = de zwakkere zijn; iemands mindere zijn; zwakker zijn verletzt = gewond grausam = wreed quälen = kwellen die Nahrung = het voedsel; de voeding die Spende = de bijdrage; de gift leihen = lenen klappen = lukken; klaarspelen ausrotten = uitroeien beschäftigen = in dienst hebben sich aufhalten = verblijven sich nähern = naderen entfernt = verwijderd vernichten = vernietigen der Zaum = de omheining die Insel = het eiland abseits = ver der Feind = de vijand zerschlagen = stukslaan fliehen = vluchten erregen = opwinden zärtlich = liefdevol geraten = terechtkomen erfordern = eisen; vereisen der Ausflug = het uitstapje schlau = slim die Gattung = de soort; het genre der Einzelgänger = de individualist feucht = vochtig vorbildlich = voorbeeldig jäh = plotseling hervorgehen = blijken schleigen = sluipen der Käfig = de kooi abbauen = verminderen; afbreken; opheffen abhelfen = verhelpen; in orde brengen achten = achten; respecteren ahnen = vermoeden; een voorgevoel hebben ahnungslos = argeloos; nietsvermoedend albern = mal; onnozel allerdings = stellig; zeker; echter; hoewel anhaben = maken; deren artig = zoet; lief aufbieten = doen; wat men kan aufgebracht = boos; nijdig aufkeimen = opkomen augenscheinlich = blijkbaar; klaarblijkelijk; ogenschijnlijk ausbilden = opleiden; ontwikkelen beachten = acht slaan op; in acht nemen bedauern = betreuren; spijten beobachten = gadeslaan; waarnemen die Beziehung = het contact; de relatie verführerisch = verleidelijk buhlen um = dingen naar; wedijveren om anständig = net; fatsoenlijk die Ehe = het huwelijk der Familienstand = de burgerlijke staat die Zuwendung = de aandacht das Verhaltensmuster = het gedragspatroon vernachlässigen = verwaarlozen der Unterhalt = de alimentatie die Verwandtschaft = de familie die Angehörigen = de familieleden die Vorfahren = de voorouders die Nachkommen = de nakomelingen das Alter = de leeftijd die Geselligkeit = de gezelligheid; het gezelschap das Benehmen = het gedrag üble Nachrede = smaad; laster tadeln = afkeuren verheimlichen = geheimhouden der Tratsch = het geroddel seicht = oppervlakkig zwiespältig = verdeeld das Misstrauen = het wantrouwen zumutbar = billijk; wat gevraagd kan worden sich zieren = aarzelen uit schaamte der Ruch = de slechte naam berücksichtigen = rekening houden met vernetzt = in een netwerk verbonden die Ausländer Quote = het percentage buitenlanders die Gleichberechtigung = de emancipatie; de rechtsgelijkheid das Gemeinwohl = het algemeen welzijn; het algemeen belang der Alltag = het leven van alledag bescheren = schenken sittlich = zedelijk; moreel fördern = stimuleren der Ruf = de goede naam schonen = ontzien die Fähigkeit = de capaciteit; de mogelijkheid; het vermogen; de bekwaamheid der Azubi; der Auszubildende = de leerling; de stagiair straffen = spannen; strak maken; vastdraaien; aandraaien das Seminar = het werkcollege aussetzen = blootstellen aufgeklärt = verlicht betreuen = zorgen voor; verzorgen; behartigen; begeleiden erliegen = bezwijken aan die Veranlagung = de aanleg; het talent empfinden = voelen; ervaren spüren = voelen; gewaarworden die Ehrfurcht = de eerbied die Begeisterung = het enthousiasme der Zauber = de bekoring; de betovering sich hingeben = zich overgeven aan die Heimat = het thuis; het vaderland; het thuisland
Ingezonden op 04-10-2013 - 2062x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!