Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Op nieuw niveau, deel 2

4 Woorden benoemen

Jaar 2 (havo/vwo)

Lidwoord = de , het , een
Zelfstandig naamwoord = Duidt mensen , dieren of dingen aan. Je krijgt hier een plaatje van in je hoofd.
Bijvoegelijk naamwoord = verteld meer over het zelfstandig naamwoord
Zelfstandig werkwoord = Het werkwoord wat de handeling in de zin weergeeft
Koppelwerkwoord = Verbindt het onderwerp met een ander woord in de zin
Hulpwerkwoord = Geeft geen handeling weer. Minstens 2 werkwoorden in zin voordat er een hulpwerkwoord in kan staan
Voorzetsel. Kan je invullen op de puntjes .... de tram bijvoorbeeld "Op de tram" of "Onder de tram"
Telwoord = Geeft een hoeveelheid aan
Persoonlijk voornaamwoord = verwijst naar een persoon of een groep personen
Bezittelijke voornaamwoorden = geven een bezit aan zoals "mijn" of "jouw"
Wederkerend voornaamwoord = Komen alleen in combinatie voor met Wederkerende voornaamwoorden. Verwijzen naar mensen die het onderwerp zijn.
Wederkerig voornaamwoord = Verwijzen naar meerdere personen. 
Vragend voornaamwoord = Wie , wat , welke , wat ( voor een )

Ingezonden op 05-06-2008 - 3227x bekeken.
Waardering 8.8 (aantal stemmen: 22)

voting system
1
2
3
4
5

Blz 255 in je boek
Voor een uitgebreide uitleg
Fouten ? meld dit
Succes ermee

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Op nieuw niveau, deel 2

4 Woorden benoemen