Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Basiswoordenschat Duits NL-DE
› 5 Eten,drinken
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Basiswoordenschat Duits NL-DE
5 Eten,drinken
Jaar - (havo/vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
eten = essen (er aß, hat gegessen) drinken = trinken (er trank, hat getrunken) honger = Hunger dorst = Durst iets proeven = etwas kosten koken = kochen (er kochte, hat gekocht) koffie zetten = Kaffee machen een snack = ein Imbiss de warme maaltijd = die warme Mahlzeit het ontbijt = das Frühstück eet smakelijk! = Guten Appetit! proost! = zum Wohl! het voorgerecht = die Vorspeise de soep = die Suppe Ik houd niet van soep. = Ich mag keine Suppe het dessert = der Nachtisch gekookt = gekocht gebraden = gebraten gebakken = gebacken gegrild = gegrillt gefrituurd = frittiert het ei = das Ei de vis = der Fisch de kip = das Huhn kipfilet = Hühnerbrust rundvlees = Rindfleisch varkensvlees = Schweinefleisch vegetarisch = vegetarisch ham = Schinken worst = Wurst salade = Salat groente = Gemüse aardappelen = Kartoffel spinazie = Spinat kool = Kohl bloemkool = Blumenkohl de saus = die Soße champignons = Champignons het brood = das Brot broodjes = Brötchen pasta = Nudeln rijst = Reis peper en zout = Pfeffer und Salz gekruid = gewürzt mosterd = Senf olie = Öl azijn = Essig scherp = scharf bitter = bitter vet = fett vers = frisch krokant = knusprig suiker = Zucker melk = Milch boter = Butter slagroom = Sahne kaas = Käse jam = Marmelade fruit = Obst aardbeien = Erdbeeren sinaasappels = Orangen de appel = der Apfel (die Äpfel) de banaan = die Banane perziken = Pfirsiche ananas = Ananas citroen = Zitrone peren = Birnen kersen = Kirschen chocolade = Schokolade vruchten = Früchten ijs = Eis een portie = eine Portion een stuk taart = ein Stück Kuchen een koekje = ein Keks een blikje = eine Dose een fles = eine Flasche een glas = ein Glas dranken = Getränke een bronwater = ein Mineralwasser limonade = Limonade een cola = eine Cola sap = Saft sinaasappelsap = Orangensaft Een kop thee graag! = Eine Tasse Tee bitte! wijn = Wein bier = Bier licht/donker = hell/dunkel een borrel = ein Korn uit eten gaan = essen gehen het restaurant = das Restaurant het café = die Kneipe de lunchroom = das Café een tafel reserveren = einen Tisch reservieren iets bestellen = etwas bestellen Het smaakt goed/slecht. = Es schmeckt gut/schlecht. ober! = Herr Ober! mevrouw! = Fräulein! Ik wil graag afrekenen. = Ich möchte bitte bezahlen. (als je wisselgeld als fooi wil geven) = Stimmt so!
Ingezonden op 13-10-2013 - 3566x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
14-10-2013
.
Waardering 6 (aantal stemmen: 6)
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!