Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Basiswoordenschat Duits NL-DE
› 8 Plaats, tijd, hoeveelheid, omvang
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Basiswoordenschat Duits NL-DE
8 Plaats, tijd, hoeveelheid, omvang
Jaar - (havo/vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
er is/zijn = es gibt Er is hier ook een supermarkt. = Es gibt hier auch einen Supermarkt. Hij is er niet. = Er ist nicht da. hier/daar = hier/dort liggen/staan = liegen/stehen ergens = irgendwo overal = überall nergens = nirgends, nirgendwo daarginds = da drüben vooraan/achteraan = vorne/hinten binnen/buiten = drinnen/draußen naar binnen/naar buiten = hinein/hinaus boven/beneden = oben/unten links/rechts = links/rechts in het midden = in der Mitte halverwege = halbwegs naast = neben tussen = zwischen op/onder = auf/unter rondom de kerk = ringsum die Kirche in het begin/aan het eind = am Anfang/am Ende boven het raam = über dem Fenster onder het raam = unter dem Fenster in het noorden = im Norden ten zuiden van = südlich von het zuiden = der Süden het westen = der Westen het noorden = der Norden het oosten = der Osten thuis = zu Hause naar huis = nach Hause hoe ver? = wie weit? in de buurt van = in der nähe von waar vandaan? = woher? heen/terug = hin/zurück tot = bis vanaf = ab achter/voor = hinter/vor voor/tegen = für/gegen Hoe kan ik...? = Wie kann ich...? van 3 t/m 8 juli = vom 3. bis 8. Juli ooit = irgendwann Hoe laat is het? = Wie spät ist es? Het is zeven uur. = Es ist sieben Uhr. een kwartier = eine Viertelstunde Ik kom om kwart voor zes. = Ich komme um Viertel vor sechs. kwart over vijf = Viertel nach fünf de ochtend = der Morgen 's ochtends = am Morgen de middag (12.00-14.00) = der Mittag de namiddag (na 14.00) = der Nachmittag de avond = der Abend (die Abende) de nacht = die Nacht (die Nächte) de dag = der Tag (die Tage) de week = die Woche (die Wochen) de maand = der Monat (die Monate) het jaar = das Jahr (die Jahre) maandag = Montag dinsdag = Dienstag woensdag = Mittwoch donderdag = Donnerstag vrijdag = Freitag zaterdag = Samstag zondag = Sonntag het weekeinde = das Wochenende in het weekeinde = am Wochenende met kerstmis = am Weihnachten met Pasen = zu Ostern met Pinksteren = zu Pfingsten oud en nieuw = Sylvester de eeuw = das Jahrhundert Welke datum hebben we vandaag? = Welches Datum ist heute? Hij is pas 8. = Er ist erst 8. nu/later = jetzt/später vandaag/morgen = heute/morgen gisteren/vandaag = gestern/heute overmorgen = übermorgen vanochtend = heute Morgen morgenochtend = morgen früh komende week = nächste Woche vroeger/tegenwoordig = früher/heute al = schon nog = noch voordat/nadat = bevor/nachdem Toen ik binnenkwam,... = Als ich hereinkam,... eerst...dan = zuerst...dann ondertussen = inzwischen als...dan = wenn...dann op het moment = im Moment/gerade de helft = die Hälfte hoeveel? = wieviel? elke = jeder enkele = einige meer dan = mehr als minder dan = weniger als bijna = fast Ik blijf maar een week. = Ich bleibe nur eine Woche minimaal/maximaal = mindestens/höchstens een beetje = ein bisschen altijd/nooit = immer/nie
Ingezonden op 15-10-2013 - 3559x bekeken.
Waardering 6.6 (aantal stemmen: 3)
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!