Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Neue Kontakte, deel 3

1 Voorzetsels en hun naamvallen

Jaar 3 (vwo)

bis (tot)= (Nominativ)(Akkusativ*)(Dativ)(Genitiv)
durch (door)= (Nominativ)(Akkusativ*)(Dativ)(Genitiv)
für (voor)= (Nominativ)(Akkusativ*)(Dativ)(Genitiv)
gegen (tegen)= (Nominativ)(Akkusativ*)(Dativ)(Genitiv)
ohne (zonder)= (Nominativ)(Akkusativ*)(Dativ)(Genitiv)
um (om) =(Nominativ)(Akkusativ*)(Dativ)(Genitiv)
an (op) = (Nominativ)(Akkusativ*)(Dativ)(Genitiv){zonder wo?/wann?}
auf (op) = (Nominativ)(Akkusativ*)(Dativ)(Genitiv){zonder wo?/wann?}
hinter (achter)=(Nominativ)(Akkusativ*)(Dativ)(Genitiv){zonder wo?/wann?}
in (in)=(Nominativ)(Akkusativ*)(Dativ)(Genitiv){zonder wo?/wann?}
neben (naast)=(Nominativ)(Akkusativ*)(Dativ)(Genitiv){zonder wo?/wann?}
über (over)=(Nominativ)(Akkusativ*)(Dativ)(Genitiv){zonder wo?/wann?}
unter (onder)=(Nominativ)(Akkusativ*)(Dativ)(Genitiv){zonder wo?/wann?}
vor(voor)=(Nominativ)(Akkusativ*)(Dativ)(Genitiv){zonder wo?/wann?}
zwischen(tussen)= (Nominativ)(Akkusativ*)(Dativ)(Genitiv){zonder wo?/wann?}

an(op)= (Nominativ)(Akkusativ)(Dativ*)(Genitiv){met wo?/wann?}
auf (op) = (Nominativ)(Akkusativ)(Dativ*)(Genitiv){met wo?/wann?}
hinter (achter)=(Nominativ)(Akkusativ)(Dativ*)(Genitiv){met wo?/wann?}
in (in)=(Nominativ)(Akkusativ)(Dativ*)(Genitiv){met wo?/wann?}
neben (naast)=(Nominativ)(Akkusativ)(Dativ*)(Genitiv){met wo?/wann?}
über (over)=(Nominativ)(Akkusativ)(Dativ*)(Genitiv){met wo?/wann?}
unter (onder)=(Nominativ)(Akkusativ)(Dativ*)(Genitiv){met wo?/wann?}
vor(voor)=(Nominativ)(Akkusativ)(Dativ*)(Genitiv){met wo?/wann?}
zwischen(tussen)= (Nominativ)(Akkusativ)(Dativ*)(Genitiv) {met wo?/wann?}
aus (uit)=(Nominativ)(Akkusativ)(Dativ*)(Genitiv)
bei (bij)=(Nominativ)(Akkusativ)(Dativ*)(Genitiv)
mit (met)= (Nominativ)(Akkusativ)(Dativ*)(Genitiv)
nach (naar)=(Nominativ)(Akkusativ)(Dativ*)(Genitiv)
seit (sinds)=(Nominativ)(Akkusativ)(Dativ*)(Genitiv)
von (van)=(Nominativ)(Akkusativ)(Dativ*)(Genitiv)
zu (naar)=(Nominativ)(Akkusativ)(Dativ*)(Genitiv)
entgegen (tegen)=(Nominativ)(Akkusativ)(Dativ*)(Genitiv)
gegenüber (tegenover)=(Nominativ)(Akkusativ)(Dativ*)(Genitiv)
während (terwijl)=(Nominativ)(Akkusativ)(Dativ)(Genitiv*)
trots (ondanks)=(Nominativ)(Akkusativ)(Dativ)(Genitiv*)
wegen (omdat)=(Nominativ)(Akkusativ)(Dativ)(Genitiv*)

Ingezonden op 16-10-2013 - 1137x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

De Voorzetsels en hun naamvallen.
klik op de naamval die bij het voorzetsel hoort.
succes met leren!

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Neue Kontakte, deel 3

1 Voorzetsels en hun naamvallen