Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Lingua Latina, deel 2

2 Alle woordjes SGA tot nu toe

Jaar 2 (Gymnasium)

ager = akker
aedificium = gebouw
amica = vriendin 
amicus = vriend
amor = liefde
animus = hart
annus = jaar
ara = altaar
audacia = moed
auxilium = hulp
bellum = oorlog
Caesar (aris) = Caesar
carcer (eris) = kerker
ceteri (m pl) = overige
circus = circus
clamor = kreet
consilium = plan; raad
consul = consul
copia = overvloed
copiae (v pl) = roepen
cura = zorg
dea = godin
deus = god
dictator (oris) = dictator
divitiae (v pl) = rijkdom
domina = meesteres
dominus = meester
donum = gift
faber = handwerker
filia = dochter
filius = zoon
fortuna = geluk
forum = marktplein
gaudium = vreugde
gladius = zwaard
gloria = roem
Graecia = Griekenland
heres (heredis) = erfgenaam
homo = mens
honor (oris) = eer
hora = uur
imperator = veldheer
imperium = rijk
inimicus = vijand
invidia = jaloezie
insidiae = hinderlaag
insula = eiland
ira = woede
legio (onis) = legioen
liber = boek
littera = letter
litterae (pl) = brief
locus = locatie
ludus = spel; school
magister = leraar
magistra = lerares
mater (tris) = moeder
materia = materiaal
mercator = koopman
miles (militis) = soldaat
monstrum = monster
mos (moris) = gewoonte
mores (pl) = karakter
mulier (ieris) = vrouw
nemo = niemand
nepos (otis) = kleinzoon
nex (necis) = dood
officium = taak
oppidum = stad
pater (tris) = vader
patria = vaderland
pauci (m mv) = weinig
pax (pacis) = vrede
pecunia = geld
periculum = gevaar
plebs (bis) = gewoon volk
populus = volk
pretium = prijs
provincia = provincie
puella = meisje
puer = jongen
pugna = gevecht
regina = koningin
rex (gis) = koning
Romanus = Romein
sacrificium = offer
seditio (onis) = opstand
senator = senator
serva = slavin
servus = slaaf
simulacrum = beeld
soror (oris) = zus
spectaculum = schouwspel
superbia = trots
templum = templum
terra = land
timor = angst
tragoedia = tragedie
tribunus = tribuun
triumphus = triomftocht
turba = menigte
uxor (oris) = echtgenote
venia = vergeving
verbum = woord
via = straat
victor = winnaar
victoria = overwinning
vicus = steeg
vinum = wijn
vir = man
vita = leven
votum = gebed
vox (vocis) = stem
aeternus = eeuwig
alius = ander
alii = anderen
altus = hoog
apser = ruig
bonus = goed
clarus = beroemd
contentus (+abl) = tevreden met
cuncti (m pl) = alle
cupidus (+gen) = vol verlangen naar
diuturnus = langdurig
doctus = geleerd
firmus = sterk
iniustus = rechtvaardig
laetus = blij
latus = breed
liber = vrij
maestus = treurig
magnus = groot
malus = slecht
miser = ongelukkig
multus = veel
nonnulli (m pl) = enige
notus = bekend
novus = nieuw
parvus = klein
plenus (+gen) = vol van
privatus = persoonlijk
pulcher = mooi
quantus = wat groot
quot = wat veel
romanus = romeins
situs = liggend
solus = alleen
tantus = zo groot
unus = één 
abducere (abduxi) = ontvoeren
abundare (+abl) = in overvloed hebben
accedere (accessi) = komen
accidere = gebeuren 
accusare = beschuldigen
adiuvare (adiuvi) = helpen
admonere = waarschuwen; raadgeven
agere = doen
vitam agere = een leven leiden
amare = houden van
ambulare = wandelen
amittere (amisi) = verliezen
audire = horen; luisteren
caedere (cecidi) = doden
carere = missen
cavere = uitkijken
cedere (+abl) (cessi) = verlaten
vita cedere = sterven
circumdare (circumdedi) = omsingelen
clamere = roepen
claudere (clausi) = opsluiten
comparare = bijeenbrengen
comprehendere (comprehendi) = begrijpen
concedere (concessi) = afstaan
conciliare = tot stand brengen
conciliare sibi = voor zich winnen
convenire = samenkomen
curare = zich bekommeren om
currere = rennen
dare = geven
debere = moeten
delectare = verheugen
deliberare = nadenken
descendere = afdalen
deserere (deserui) = verlaten
dicere (dixi) = zeggen
discedere (discessi) = weggaan
discere (discere) = leren
disputare = bespreken
docere = onderwijzen
dolere = treuren om
donare = geven
dubitare = twijfelen
ducere (duxi) = leiden
uxorem ducere = trouwen
educare = opvoeden
esse (fui) = zijn
evadere (evasi) = ontsnappen
explere (explevi) = uitvoeren
exspectare = verwachten
favere (favi) = begunstigen
fingere (finxi) = bedenken
finire = afmaken
gaudere = zich verheugen
gignere (genui) = baren
habere = hebben
iacere = liggen
imminere (+abl) = bedreigen
inquit = zegt
intrare = binnenkomen
invenire = vinden
iuvat me = ik vindt het leuk
laborare = hard werken
laudare = prijzen
legere = lezen
liberare (+abl) = bevrijden van
licet = het is mogelijk
licet mihi = ik mag
ludere (lusi) = spelen
manere (mansi) = wachten
movere (movi) = bewegen
narrare = vertellen
navigare = varen
negare = ontkennen 
nominare = noemen
observare = opletten
occidere (occidi) = doodslaan
optare = wensen
orare = bidden
parare = voorbereiden
pellere (pepuli) = verslaan
perdere = vernietigen; verliezen
perturbare = in verwarring brengen
petere (petivi) = gaan naar; vragen; aanvallen
placere = bevallen
plaudere (plausi) = klappen
prodere (prodidi) = verraden
properare = zich haasten
poscere = verlangen
posse (potui) = kunnen
protegere (protexi) = beschermen
pugnare = vechten
quaerere (quaesivi) = zoeken
relinquere (relinqui) = achterlaten
removere (removi) = verwijderen
respondere = antwoorden
ridere (+acc) (risi) = (uit)lachen
rogare = vragen
salutare = groeten
sedere = zitten
scire = weten
scribere (scripsi) = schrijven
solere = gewend zijn
sumere (sumpsi) = nemen
spectare = zien
sperare = hopen
stare = staan
studere = studeren; willen; proberen
sustinere = uithouden
tacere = zwijgen
tenere = houden
timere = vrezen
transportare = overbrengen
triuere (tribui) = verlenen
vacare (+abl) = vrij zijn van
vadere = gaan; lopen
venire = komen
videre = zien
vincere (vici) = verslaan
vituperare = afkeuren
vivere (vixi) = leven
vocare = roepen
vovere = beloven
vulnerare = verwonden
opus = werk; bouwwerk
a/ab = van; vanaf; door
aedificare = bouwen; oprichten
fortuna = geluk; lot
quam = hoe; als
amare = verliefd zijn; beminnen; houden van
laedere = beledigen; kwetsen
pf laedere = laesi
ppp laedere = laesus
gignere = verwekken; baren; voortbrengen
pf gignere = genui
ppp gignere = genitus
numerus = getal; aantal; menigte
exponere = uitstallen; uiteenzetten; te vondeling leggen
pf exponere = exposui
ppp exponere = expositus
lupus = wolf
lupa = wolvin
servare = redden; behouden
tempus = tijd
appropinquare = naderen; eraan komen
pastor = herder
nomen = naam
diu = lange tijd; lang
forte = toevallig
avus = grootvader
frater = broer
regnum = rijk; koninkrijk; heerschappij
scelus = misdaad; misdrijf
iniuria = onrecht; onrechtvaardigheid
agmen = troep; schare; stoet
propinquus = naburig; nabijgelegen
reddere = teruggeven
pf reddere = reddidi
ppp reddere = redditus
condere = stichten; bouwen
pf condere = condidi
ppp condere = conditus
decernere = besluiten
pf decernere = decrevi
ppp decernere = decretus
tradere = overgeven; overdragen; overleveren
pf tradere = tradidi
ppp tradere = traditus
irridere = uitlachen; bespotten
pf irridere = irrisi
ppp irridere = irrisus
lacessere = prikkelen; uitdagen
pf lacessere = lacessivi
ppp lacessere = lacessitus
mutare = veranderen
asper = ruw; ruig; grof; hard; scherp; streng
clarus = duidelijk; helder; beroemd; luid
Romam = naar Rome; in Rome

Ingezonden op 03-11-2013 - 1545x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Alle woordjes van klas 2 SGA tot nu toe.
Leerjaar 1 en leerjaar 2

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Lingua Latina, deel 2

2 Alle woordjes SGA tot nu toe