Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Frans Lee
› 1 FRANS NEDERLANDS
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Frans Lee
, deel 1
1 FRANS NEDERLANDS
Jaar 2 (aso)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
(vertalen) weten = savoir (vertalen) komen = venir (vertalen) uitgang = sortir (vertalen) zeggen = dire (vertalen) horen = entendre (vertalen) verkopen = vendre (vertalen) kopen = acheter (vertalen) leven = vivre (vertalen) proberen = essayer (vertalen) slapen = dormir (vertalen) geloven = croire (vertalen) praten = parler (vertalen) moeten = devoir (vertalen) worden = être (vertalen) hebben = avoir (vertalen) eten = manger (vertalen) stijgen = se lever (vertalen) openen = ouvrir (vertalen) beginnen = commencer (vertalen) lezen = (vertalen) voelen = sentir (vertalen) zetten = mettre (vertalen) willen = vouloir (vertalen) verliezen = perdre (vertalen) nemen = prendre (vertalen) uit = partir (vertalen) schoonmaken = nettoyer (vertalen) zien = voir (vertalen) antwoorden = répondre (vertalen) drinken = boire (vertalen) weten = ocnnaître (vertalen) weten = pouvoir (vertalen) einde = finir (vertalen) doen = faire (vertalen) lopen = courir (vertalen) schrijven = écrire (vertalen) lachen = rire (vertalen) moeten = falloir (vertalen) gaan = aller (vertalen) dienen = servir (vertalen) spelen = jouer (vertalen) aankomen = arriver (vertalen) dansen = danser (vertalen) wonen = habiter (vertalen) wassen = laver (vertalen) kijken = regarder (vertalen) betalen = payer (vertalen) beginnen = commercer (vertalen) eten = manger (vertalen) aankondigen = annoncer (vertalen) plaatsen, zetten = placer (vertalen) veranderen, verwisselen = changer (vertalen) logeren = loger (vertalen) reizen = voyager (vertalen) dicht doen = fermer (vertalen) brengen = apporter (vertalen) afvegen = effacer (vertalen) wensen = souhaiter (vertalen) terugkeren = rentrer (vertalen) vallen = tomber (vertalen) blijven = rester (vertalen) tekenen = dessiner (vertalen) zwemmen = nager (vertalen) hopen = espérer (vertalen) verkiezen = préférer (vertalen) herhalen = répéter (vertalen) duwen, drukken = pousser (vertalen) springen = sauter (vertalen) verzorgen = soigner (vertalen) trekken = tirer (vertalen) brengen = amener (vertalen) meenemen = emmener (vertalen) wegnemen, uittrekken = enlever (vertalen) opheffen = lever (vertalen) wegen = peser (vertalen) wandelen = se promener (vertalen) terugbrengen = ramener (vertalen) verdergaan = continuer (vertalen) ontmoeten = renconter (vertalen) vinden = trouver (vertalen) rijden = rouler (vertalen) helpen = aider (vertalen) aansluiten = brancher (vertalen) installeren = installer (vertalen) werken = marcher (vertalen) aanklikken = cliquer (vertalen) corresponderen = correspondre (vertalen) lezen = lire (vertalen) hernemen, herbeginnen = reprendre (vertalen) buitengaan, uitgaan = sortir (vertalen) langskomen, voorbijkomen = passer (vertalen) werken = travailler (vertalen) verwachten = attendre (vertalen) worden = devenir (vertalen) beneden = descendre (vertalen) begeleiden = accompagner (vertalen) betalen, belonen = payes (vertalen) ------------------------------------------------------------------------ = (vertalen) ik ga dansen = je vais (vertalen) jullie gaan betalen = vous allez payer (vertalen) willen = voiloir (vertalen) ik wil = je veux (vertalen) jij wilt = tu veu (vertalen) hij wil = il veut (vertalen) zij wil = elle veut (vertalen) wij willen = nous voulons (vertalen) jullie willen = vous voulez (vertalen) ze willlen = ils veulent (vertalen) ze willen = ellles veulent (vertalen) zijn = être (vertalen) tu as = jij hebt = (vertalen) il a = hij heeft = (vertalen) elle a = zij heeft = (vertalen) nous avons = wij hebben = (vertalen) vous avez = jullie hebben = (vertalen) ont = zij hebben = ils (vertalen) elles ont = zij hebben = (vertalen) mettre = aantrekken = (vertalen) je mets = ik zet = (vertalen) mettent = ze brengen = elles (vertalen) brancher = aansluiten = (vertalen) demander = vragen = (vertalen) rouler = rijden = (vertalen) je roule = ik rij = (vertalen) tu roules = jij rijdt = (vertalen) il roule = hij (m) rijdt = (vertalen) voir = zien = (vertalen) je vois = ik zie = (vertalen) tu vois = jij ziet = (vertalen) il voit = hij zit = (vertalen) elle = voit = zij ziet = (vertalen) nous voyons = wij zien = (vertalen) vous voyez = jullie zien = (vertalen) ils voient = zij zien = (vertalen) elles voient = zij zien = (vertalen) j'ai vu = ik heb gezien = (vertalen) nous roulons = wij rijden = (vertalen) vous roulez = jullie rijden = (vertalen) ils roulent = zij (m) rijden = (vertalen) je demande = ik vraag = (vertalen) tu demandes = jij vraagt = (vertalen) il demande = hij vraagt (m) = (vertalen) nous demandons = we vragen = (vertalen) vous demandez = jullie vragen = (vertalen) ils demandent = zij vragen (m) = (vertalen) je branche = ik sluit aan = (vertalen) tu branches = jij sluit aan = (vertalen) elle branche = ze sluit aan (f) = (vertalen) nous branchons = we sluiten aan = (vertalen) vous branchez = jullie sluiten aan = (vertalen) ils branchent = zij sluiten aan (m) = (vertalen) = (vertalen) faire = maken, doen = (vertalen) je fais = ik maak = (vertalen) tu fais = jij maakt = (vertalen) il fait = hij maakt = (vertalen) elle fait = zij maakt = (vertalen) nous faisons = wij maken = (vertalen) vous faites = jullie maken, u maakt = (vertalen) ils font = zij maken (m) = (vertalen) elles font = zij maken (f) = (vertalen) j'ai chanté = ik heb gezongen = (vertalen) tu as chanté = jij hebt gezongen = (vertalen) il a chanté = hij heeft gezongen = (vertalen) elle a chanté = zij heeft gezongen = (vertalen) nous avons chanté = wij hebben gezongen = (vertalen) vous avez chanté = jullie hebben gezongen, u hebt gezongen = (vertalen) ils ont chanté = zijn gehebben gezongen (m) = (vertalen) elles ont chanté = zijn gehebben gezongen (f) = (vertalen) vouloir = willen = (vertalen) vous voulez = jullie willen = (vertalen) tu veux = je wilt = (vertalen) je veux = ik wil = (vertalen) elles veulent = zij (f) willen = (vertalen) il veut = hij wil = (vertalen) nous voulons = we willen = (vertalen) ils veulent = zij (m) willen = (vertalen) elle veut = zij wil = (vertalen) pouvoir = kunnen = (vertalen) vous pouvez = jullie kunnen = (vertalen) tu peux = je kunt = (vertalen) je peux = ik kan = (vertalen) elles peuvent = zij (f) kunnen = (vertalen) il peut = hij kan = (vertalen) nous pouvons = we kunnen = (vertalen) ils peuvent = zij (m) kunnen = (vertalen) elle peut = zij kan = (vertalen) venir = komen = (vertalen) il vient = hij komt = (vertalen) vous venez = jullie komen = (vertalen) tu viens = je komt = (vertalen) elles viennent = zij (f) komen = (vertalen) je viens = ik kom = (vertalen) nous venons = we komen = (vertalen) ils viennent = zij (m) komen = (vertalen) elle vient = zij komt = (vertalen) partir = weg gaan = (vertalen) il part = hij gaat weg = (vertalen) vous partez = jullie gaan weg = (vertalen) tu pars = je gaat weg = (vertalen) elles partent = zij (f) gaan weg = (vertalen) je pars = ik ga weg = (vertalen) nous partons = we gaan weg = (vertalen) ils partent = zij (m) gaan weg = (vertalen) elle part = zij gaat weg = (vertalen) = moeten = devoir (vertalen) = ik moet = je dois (vertalen) = jij moet = tu dois (vertalen) = hij moet (m) = il doit (vertalen) = zij moet (f) = elle doit (vertalen) = wij moeten = nous devons (vertalen) = jullie moeten = vous devez (vertalen) = zij moeten (m) = ils doivent (vertalen) = ik heb moeten spreken = j'au dû parler (vertalen) = drinken = boire (vertalen) = ik drink = je bois (vertalen) = jij drinkt = tu bois (vertalen) = hij drinkt = il boit (vertalen) = zij drinkt = elle boit (vertalen) = wij drinken = nous buvons (vertalen) = jullie drinken = vous buvez (vertalen) = zij drinken (m) = ils boivent (vertalen) = ik heb gedronken = j'ai bu (vertalen) = beginnen = commencer (vertalen) = ik begin = je commence (vertalen) = jij begint = tu commences (vertalen) = hij begint = il commence (vertalen) = zij begint = elle commence (vertalen) = wij beginnen = nous commençons (vertalen) = jullie beginnen = vous commencez (vertalen) = zij beginnen (m) = ils commencent (vertalen) = zij beginnen = elles commencent (vertalen) = ik ben begonnen = j'ai commencé (vertalen) = eten = manger (vertalen) = ik eet = je mange (vertalen) = jij eet = tu manges (vertalen) = hij eet = il mange (vertalen) = zij eet = elle mange (vertalen) = wij eten = nous mangeons (vertalen) = jullie eten = vous mangez (vertalen) = zij eten = ils mangent (vertalen) = ik heb gegeten = j'ai mangé
Ingezonden op 16-11-2013 - 2384x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
17-11-2013
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!