Bij mögen staat er: Ik lust, jij lust, hij lust enz. Maar dat kan natuurlijk ook zijn: Ik heb ergens zin in, jij hebt ergens zin in, hij heeft ergens zin in enz. Of ik mag iemand, jij mag iemand, hij mag iemand enz.
Bij de 'hij/zij/het'-vorm heb ik alleen maar 'er' (=hij) gebruikt omdat 'sie' (=zij) en 'es' (=het) hetzelfde vervoegd worden als 'er'. Dat geldt ook voor Sie (=U) en sie (=zij); Daar heb ik ook alleen maar 'Sie' gebruikt.
Verder is hij volgens mij foutloos