Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Le Petit Prince - Vocabulaire
› 2 vocabulaire 2 module 1
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Le Petit Prince - Vocabulaire
, deel 2
2 vocabulaire 2 module 1
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
une truite = een forel l'huile {f}= de olie le poids = het gewicht le choix = de keus adorer = gek zijn op bon marché = goedkoop le dégustation = een proeverij une glace = een ijsje le gâteau = het taartje; het koekje le serveur= de ober le robinet = de kraan contribuer à = bijdragen aan l'addition {f} = de rekening une entrée = een voorgerecht le lait = de melk une offre spéciale = een aanbieding goûter = proeven avoir soif = dorst hebben un café crème (au café); un cafe au lait {à la maison} = een koffie met melk un demi = een biertje le verre = het glas gros/grosse = dik maigre= mager recommander = aanbevelen le déjeuner = de lunch la confiture = de jam le beurre = de boter le dessert = het toetje l'addition {f} = de rekening (in restaurant) le pourboire = de fooi c'est combien ? = hoeveel is het ? {in café} une habitude = een gewoonte le sentiment = het gevoel le haine = de haat une attitude = een houding avoir honte = zich schamen la larme = de traan la pitié = het medelijden sensible = gevoelig approuver = goedkeuren désagréable = onaangenaam exemplaire = voorbeeldig se moquer de = spotten met douter de= twijfelen aan la tendresse = de tederheid la déception = de teleurstelling méfiant = wantrouwend indigné = verontwaardigd furieux/ furieuse = woedend déçu = teleurgesteld ennuyé = ontstemd; bezorgd regretter = betreuren; spijt hebben van consoler = troosten craindre = vrezen; bang zijn voor souffrir = veel verdriet hebben ; lijden avoir du mal à = moeite hebben om convenir = schikken; passen avoir tort de = ongelijk hebben la sincérité = de oprechtheid gêné = in verlegenheid le malheur = het onheil ; het ongeluk généreux/ généreuse = vrijgevig; edelmoedig tenter de = proberen aimable = vriendelijk disponible = beschikbaar faire mal = pijn doen le préjugé = het vooroordeel trembler = trillen; beven envier = jaloers zijn; benijden un atout = een voordeel; een troef s'habituer à = wennen aan en avoir marre = het spuugzat zijn être désolé = spijten avoir envie de = zin hebben om refuser de = weigeren permettre = toestaan détester = een hekel hebben aan ému = ontroerd se demander si = zich afvragen of dommage = jammer Enchanté = aangenaam mécontent = ontevreden seul = alleen inquiet/ inquiète = ongerust fort= heel erg; sterk; zeer extrêmement = uitermate; enorm innombrable= talrijk la plupart des = de meeste quelques-uns = enkelen une centaine = een honderdtal plusieurs = verscheidene la moitié = de helft autant (de) = evenveel suffire = voldoende zijn un morceau= een stuk; een klontje parfaitement = volkomen; absoluut couramment= vloeiend; vlot mériter = verdienen; waard zijn indispensable = noodzakelijk; onontbeerlijk mesurer= meten immense = enorm; ontzaglijk impressionnant= indrukwekkend croître = groeien notamment = met name; vooral élevé= groot; hoog déconseiller = afraden raisonnable = redelijk un avantage = een voordeel particulièrement = bijzonder; buitengewoon ignorer = niet weten désapprouver = afkeuren dommage = jammer essentiellement = voornamelijk; met name surtout = vooral en majorité = in meerderheid moyen = gemiddeld apprécier = waarderen irrésistible = onweerstaanbaar augmenter= verhogen; toenemen épouvantable = afschuwelijk; vreselijk à peu près = (zo) ongeveer bref = kortom; kort utile = nuttig approfondir = verdiepen; doorgronden avantageux/ avantageuse = voordelig à fond= grondig assez= tamelijk nécessaire = noodzakelijk plein (de) = vol un désavantage = een nadeel rarement = zelden environ = ongeveer pourtant = toch excellent = uitstekend nombreux = talrijk admirer= bewonderen barbant = saai dangereux = gevaarlijk principal = belangrijkste être {futurstam} = sera avoir {futurstam} = aura blz 26. remplacer = vervangen dormir = slapen s'amuser = zich vermaken se promener = wandelen devenir = worden signifier = betekenen sentir = voelen; ruiken sortir = uitgaan; naar buiten gaan construire = bouwen retourner = terugkeren prévenir; avertir = waarschuwen causer= veroorzaken garder = bewaren admirer = bewonderen télécharger= downloaden confirmer = bevestigen se passer = gebeuren se lever = opstaan se tromper = zich vergissen connaître = kennen rire = lachen loger = logeren remplir = invullen voyager = reizen écrire = schrijven croire = geloven décrire = beschrijven découvrir = ontdekken condamner = veroordelen décider = besluiten ouvrir = openen se dépêcher = zich haasten étudier = bestuderen oublier = vergeten poser = stellen continuer = doorgaan comparer= vergelijken porter = dragen trouver = vinden se présenter = zich voorstellen détester = een hekel hebben aan aimer = houden van préférer = de voorkeur geven aan
Ingezonden op 01-12-2013 - 917x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!