Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Frans - Modules
› 2 Periode 2 - Woorden & zinnen: La boutique & Chez le médecin
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Frans - Modules
2 Periode 2 - Woorden & zinnen: La boutique & Chez le médecin
Jaar 3 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Bonjour, je peux vous aider? = Goedendag, kan ik u helpen? Vous avez vu une belle robe ou T-shirt ? = Heb je een mooie jurk of T-shirt gezien ? Quelle taille avez-vous? = Welke maat heb je ? Je regarderai…Un moment je vous prie = Ik zal even kijken, een moment svp Nos vêtements sont de bonne qualité = Onze kleding is van goede kwaliteit J’ai le pantalon en rouge, bleu et violette = ik heb de broek in rood, blauw en paars À l'arrière du magasin, bonne chance ! = Achterin de winkel, succes ! Vous voulez essayer un(e) autre … ? = wil je een andere .. passen ? Il / Elle vous va très bien ! = Het staat je erg goed ! Non hélas, ce(tte) … n’est pas soldé(e) = Nee helaas, die … is niet in de uitverkoop Oui, la réduction est vingt pour cent = ja, de korting is 20 % Ça fait … euros = Dat is dan … euro Merci et au revoir = Bedankt en tot ziens de maat = la taille helpen = aider zoeken = chercher het merk = la marque (aan-)passen = essayer het pashokje = la cabine de etalage = la vitrine afrekenen = payer in de uitverkoop = soldé(e)(s) de broek = le pantalon / le jean de jurk = la robe de rok = la jupe de schoenen = les chaussures de kassa = la caisse het kledingstuk = le vêtement de prijs = le prix rood = rouge geel = jaune groen = vert(e) blauw = bleu(e) grijs = gris(e) zwart = noir(e) bruin = brun(e) wit = blanc(he) lelijk = moche slecht = mauvais(e) mooi = beau ( belle) groot = grand(e) klein = petit(e) Au prochain! = De volgende! Qu’est-ce que je peux faire pour vous? = Wat kan ik voor u doen ? Qu’est-ce qui s’est passé ? = wat is er gebeurd ? Ça fait mal ici? = Doet het zeer hier? Du calme! Votre jambe est cassée = Rustig aan ! Je been is gebroken Vous avez une commotion cérébrale = Je hebt een hersenschudding Il faut prendre beaucoup de repos ! = je moet lang rust houden ! Vous avez de la fièvre ? = heb je koorts ? Vous avez d’autres troubles ? = heb je nog andere klachten ? Voilà une ordonnance, = Hier is een recept, je moet naar de il faut aller à la pharmacie. = apotheek gaan A votre service, au revoir = Tot uw dienst, tot ziens de artsle = médecin een ziekenhuis = un hôpital de eerste hulp = les urgences mij helpen = m’aider een ongeluk = un accident au ! = aie ! pijn hebben = avoir mal aan m’n … = à la / à l’/ au /aux … het hoofd = la tète de arm = le bras de schouder = l’épaule het been = la jambe de voet = le pied gewond zijn = être blesse een wond = une blessure koorts hebben = avoir de la fièvre griep hebben = avoir la grippe
Ingezonden op 12-01-2014 - 724x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Zinnen alleen FR - NL
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!