Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
communicatie wil michels
› 0 hoofstuk 1t/m 15
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
communicatie wil michels
0 hoofstuk 1t/m 15
Jaar 1
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
accountability?= het nemen van verantwoordelijkheid voor de communicatie en het afleggen van verantwoording daarover. communicatie?= communicatie is een proces van twee richtings-verkeer waarbij zender en ontvanger beiden actief kunnen zijn en van rol kunnen wisselen. lijnfunctie?= afdeling die onder een bepaalde dienst of sector in de organisatie valt en een ondersteunende rol heeft marketingcommunicatie?=alle communicatie waarmee de organisatie probeert het productimago te behouden en te verbeteren, of de afzet van producten en diensten bevorderen. staffunctie?= afdeling die rechtstreeks valt onder de directie en een adviserende functie agendasetting= het door media bepalen van wat in de publieke belangstelling staat boodschap= communicatie-inhoud die de zender aan de ontvanger wil overbrengen communicatiemodaliteiten= indeling in verschillende communicatiewijzen, onder andere: voorlichting,public relations,reclame en propaganda decoderen= interpreteren van de boodschap door de ontvanger disfunctionele redundantie= overvloed aan communicatie die niet noodzakelijk is. (bijvoorbeeld storende herhalingen. heeft een negatieve invloed op hoe de boodschap overkomt) (en)coderen= het door de zender omzetten van gedachten en/of gevoelens in een boodschap, in woord,beeld en/of lichaamstaal externe ruis= verstoring van het communicatieproces door factoren van buiten af(zoals lawaai) feedback= de reactie die de ontvanger stuurt naar de zender framing= denkraam waarbinnen informatie wordt geplaatsten opgeslagen functionele redundantie=overdaad aan communicatie die een positieve invloed heeft op het overbrengen van een boodschap interactieve communicatie= informatieoverdracht tussen een zender en een ontvanger waarbij de ontvanger een actieve rol heeft en ede het proces en de communicatie bepaalt. interne ruis= verstoring door factoren binnen het communicatieproces( met je gedachte er niet bij/of niet goed voelt) interpersoonlijke communicatie= communicatie tussen verschillende personen massacommunicatie=openbare, voor iedereen toegankelijk, meestal gebruik gemaakt van technische verspreidingsmiddelen medium= alles wat een communicatieboodschap kan dragen meta communicatie= communicatie over het communicatieproces zelf(elkaar feedback geven) non-intentionele communicatie=waarbij de zender niet de bedoeling heeft te communiceren, maar waarbij wel een boodschap overkomt ontvanger= degene bij wie de communicatie terechtkomt,bedoeld of onbedoeld perceptie= wijze waarop iemand de boodschap waarneemt, interpreteert en ervaart propaganda= systematisch georganiseerde communicatie die gericht is op het winnen van mensen voor overtuigingen,ideeën en ideologieën. public relations= stelselmatig bevorderen van wederzijds begrip tussen een organisatie en haar publieksgroepen reclame=beïnvloedende informatie over producten,diensten en bedrijven, meestal gebruik gemaakt van betaalde ruimte in de media redundantie=al dan niet bewuste overdaad aan communicatie ruis=factoren die het communicatieproces verstoren selectieve perceptie=mechanisme waardoor mensen maar een deel van alle informatie uit hun omgeving registreren. ze nemen vooral waar wat aan hun eigen gevoelen en overtuigingen appelleert stimulus-respons=theorie die ervan uitgaat dat de 'massa' alles klakkeloos overneemt wat de media 'inspuiten' injectienaaldtheorie terugkoppeling=reactie van de zender op de feedback van de ontvanger two step flow=communicatietheorie die ervan uitgaat dat informatie de doelgroep bereikt door beinvloeders. uses and gratifications= communicatietheorie met als uitgangspunt dat mensen massamedia gebruiken om hun behoefte te bevredigen verbale communicatie= communicatie door middel van woorden, zowel schriftelijk als mondeling voorlichting= bewust gegeven hulp bij menings en besluitvorming door middel van communicatie zender=degene die start met het communicatieproces, die een boodschap verstuurt intra persoonlijke communicatie= met jezelf communiceren zmbo model= zender,boodschap,via medium,ontvanger beeldmerk= onderdeel van het logo, naast woordmerk. ook wel vignet genoemd branded identiteit= identiteitsstructuur waarbij een organiatie producten op de markt brengt die elk hun eigen merknaam hebben en in hun communicatie zelfstandig zijn. corporate communicatie=de communicatie waarbij de organisatie zelf centraal staat en die gericht is op beeldvorming van de organisatie bij de belangrijkste stakeholders endorsed identiteit= identiteitsstructuur waarbij een ontvanger een aantal merken voert en naast de individuele merknaam de corporate merknaam steeds communiceert.(moeder en dochter bv nestle,kitkat,bros) huisstijldragers= object waarop elementen van de huisstijl worden afgebeeld. identiteit= wat de organisatie is en wat zij uitstraalt identiteitsstructuur= de wijze waarop een organisatie haar merken wel of niet aan elkaar koppelt identity mix= combinatie van gedrag,communicatie en symboliek waarmee de organisatie haar persoonlijkheid uit. imago= beeld dat de publieksgroepen van de organisatie hebben logo=totaal van woord en/of beeldmerk monolithische identiteit= de organisatie voert een merk en huisstijl voor de gehele organisatie en al haar producten en diensten(virgin en philips) reputatie= geheel van de imago's bij de verschillende doel-en publieksgroepen door de jaren heen. woordmerk= naam van een merk of organisatie in grafische vorm. dit vormt samen met het beeldmerk het logo zelfbeeld=geheel van gedachten en waarderingen dat binnen een organisatie over de eigen organisatie bestaat actoren= de belanghebbende partijen die bij een issue zijn betrokken arbeidsmarkt communicatie= communicatie met potentiële medewerkers en met organisaties die van belang zijn bij het aantrekken van nieuwe medewerkers arena-analyse= onderzoek naar het 'speelveld' en naar de betrokken partijen factoren= zaken en ontwikkelingen die van invloed zijn op een organisatie financieel jaarverslag= rapportage van een organisatie over haar financieel economische positie financiële communicatie= communicatie gericht op financiële doelgroepen geintregreerde communicatie= vanuit een visie en aanpak de corporate, interne en marketing communicatie samensmeden tot een geheel issue= een maatschappelijke item waarbij voor-en tegenstanders betrokken zijn en dat in de belangstelling staat van het publiek en de pers lobbyen= onderdeel van het public affairs-beleid, waarbij een organisatie gericht een relatie opbouwt en onderhoudt met personen die invloed kunnen uitoefenen op ontwikkelingen die voor de organisatie van belang zijn. monitoring= het systematisch in kaart brengen van relevante ontwikkelingen overheidscommunicatie= openbaarmaking door de overheid van informatie die van belang kan zijn voor de burgers bij het vormen van een oordeel over het bestuur, de besluitvorming en de besluiten product recall= terugname van een product vanwege een mankement public affairs= belangen behartiging op basis van het systematisch analyseren van de politiek-maatschappelijke omgeving gericht op het beïnvloeden van besluitvormingsprocessen reputatie management= het doelgerichte en systematisch werken aan de goede naam en faam van een organisatie bij al haar stake holders q&a lijst= lijst met mogelijke vragen en de antwoorden daarop stakeholders= alle individuen, groeperingen en organisaties die bepalend zijn bij een voor de organisatie belangrijk onderwerp beleidsinformatie= communicatie over de strategie en toekomst van de organisatie bottum up communicatie= informatie van medewerkers naar hun leidinggevenden communicatieaudit= onderzoek naar de huidige communicatie waarbij de ingezette middelen op hun effect en doelmatigheid worden geanalyseerd diagonale communicatie= communicatie tussen diverse niveaus in een organisatie die niet via horizontale of verticale lijnen verloopt formele communicatie= alle vormen van communicatie binnen een organisatie die langs vastgelegde structuren verlopen horizontale communicatie= communicatie tussen medewerkers die op hetzelfde hiërarchische niveau werken binnen de organsiatie hr-informatie= informatie over de arbeidsvoorwaarden, faciliteiten en regelingen informele communicatie= alle vormen van communicatie binnen een organisatie die niet langs vastgelegde structuren en lijnen verloopt interne communicatie= communicatie tussen personen of groepen binnen een organisatie intranet= intern internet van een organisatie management by walking around= een leiderschapsstijl waarbij de manager geregeld rondloopt op de werkvloer om in informele contacten met medewerkers te horen wat de knelpunten zijn motiverende informatie= de informatie die nodig is om een positief werkklimaat te creëren parallelle communicatie= rechtstreeks communicatie met alle medewerkers tegelijk die niet via de lijn verloopt intern magazine= bedrijfspublicatie die primair is bestemd voor interne publieksgroepen taakinformatie= informatie die de medewerkers nodig hebben om hun werk goed te doen, zoals informatie over werkschema's en planningen top down communicatie=informatie die de directie via leidinggevenden aan de medewerkers doorgeeft verticale communicatie= communicatie van de leiding naar de medewerkers (top down) of omgekeerd (bottom up) yammer= intern social mediumplatform voor organisaties actie communicatie= communicatie die gericht is op directe gedragsbeïnvloeding om aankopen te stimuleren op de korte termijn branding= consistent lading geven aan het merk decision making unit (dmu)=tijdelijke of vaste groep mensen in een organisatie die zich bezighoudt met de beslissing over een grote aankoop diversificatie= de organisatie introduceert een nieuw product op een nieuwe markt informationele positionering=hierbij worden concrete, functionele eigenschappen van een product benadrukt internal branding= het eigen merk centraal stellen bij het management en de medewerkers als het gaat om het gedrag en de communicatie marketing= alle activiteiten gericht op signaleren en bevredigen van de behoeften van de doelgroep marktontwikkeling= de organisatie richt zich op het verkopen van bestaande producten aan nieuwe klanten op nieuwe markten marktpenetratie= de organisatie wil grotere aantallen van bestaande producten op de bestaande markt afzetten positionering= het bepalen van de plaats van een merk in de markt ten opzichte van andere markten product ontwikkeling= de organisatie probeert vaste klanten ook andere producten van de organisatie te laten kopen thema communicatie=communicatie die wordt ingezet om de kennis en houding van de doelgroep op lange termijn positief te beinvloeden transformationele positionering= hierbij wordt een merk verbonden met de waarden en levensstijl van de consument tweezijdige positionering= hierbij worden zowel de producteigenschappen als de emotionele waarden gecommuniceerd beurzen= evenementen waarbij een organisatie tegen betaling een standruimte huurt om haar producten of diensten te presenteren aan geïnteresseerde doelgroepen brandactivation= actie om het merk meer te verbinden met de doelgroep collectieve reclame= reclame die door of namens een groep organisatie wordt gevoerd. dat kan zijn voor een bedrijfstak of voor een gezamenlijk product combinatie reclame= gezamelijke reclame door verschillende, niet direct met elkaar concurrerende ondernemingen. bijvoorbeeld textiel en een wasmiddel conferentie= een- of meerdaagse bijeenkomst waarin wordt overlegd en onderhandeld congres= een grootschalig, opgezette een-of meerdaagse bijeenkomst met een informatief karakter CRM=customer relationship management is het realiseren, behouden en versterken van klantrelaties direct mail= rechtstreeks benadering van de doelgroep via de post of email direct marketing=vorm van marketing waarbij de communicatie met (potentiële) afnemers direct plaatsvindt zonder tussenkomst van verkopers en andere tussenschakels donatie= gift van een organisatie of particulier zonder dat daar een communicatieve tegenprestatie tegenover staat draaiboek= een overzicht van wie,wat op welk tijdstip doet. event= manifestatie met als doel het merk meer lading te geven free publicity= onbetaalde aandacht in de media (earned media) fundraising= activiteit waarbij een organisatie schenkingen verzamelt voor een vooraf bepaal specifiek doel guerilla marketing= creatieve communicatie op onverwachte plaatsen en onverwachte momenten horizontale beurs= beurs waarbij een groep exposanten uit een branche zich aan doelgroepen uit verschillende branches presenteert persoonlijke verkoop= directe contacten tussen de onderneming en haar afnemers met als doel het afsluiten van een (verkoop) transactie publieksbeurs= beurs die zich richt op een algemeen publiek seminar= een studie- en discussiebijeenkomst met een praktisch karakter sponsoring= zakelijke overeenkomst waarbij de sponsor in ruil voor (financiële) middelen communicatiemogelijkheden van de gesponsorde krijgt symposium=een studie- of discussiebijeenkomst met een wetenschappelijk karakter verticale beurs= beurs waarbij exposanten uit verschillende branches producten presenteren aan professionele doelgroepen uit een branche workshop= een studiebijeenkomst waarbij de deelnemers zelf actief zijn benchmarking= regelmatig vergelijken van de eigen prestaties met die van de toonaangevende concurrenten of van leidende organisaties in andere sectoren DESTEP=factoren analyse waarbij gekeken wordt naar relevante demografische, economische, sociale, technische,ecologische en publieke factoren macroanalyse= analyse op het niveau van de gehele maatschappij mesoanalyse=analyse op het niveau van de bedrijfstak of bedrijfssector microanalyse=analyse op het niveau van de eigen organisatie missie= langetermijndoelen en de ambities van een organisatie in een door haar afgebakend werkterrein mission statement= de basisfilosofie van een organisatie organisatie cultuur= geheel van waarden en normen die de leden van een organisatie gemeenschappelijk hebben. organisatie structuur= de wijze waarop de organisatie functioneel is opgebouwd publieksgroepen= groepen waarmee de organisatie een relatie heeft en waarvan ze in bepaalde mate afhankelijk is SWOT-analyse= strenght,weakness,oppurtunities en threats. de analyse geeft inzicht in relevante kansen of bedreigingen en in de sterke en zwakke punten van een onderneming visie= het referentiekader, de overtuiging en de opvattingen van een organisatie aselecte steekproef= bij het onderzoek wordt geen selectie toegepast, maar een willekeurige groep ondervraagd betrouwbaarheid= de kans dat de uitkomst van een onderzoek bij een steekproef overeenkomt met de resultaten van eenzelfde onderzoek door een andere onderzoeker delphi-onderzoek= een onderzoek waarbij aan een beperkt aantal deskundigen naar hun mening wordt gevraagd over een specifiek onderwerp desk research= verzamelen en bewerken van bestaande gegevens vanachter 'je bureau' field research= zelf verzamelen van gegevens die nog niet beschikbaar zijn. dus het 'veld' ingaan groepsdiscussie= discussie met een groep mensen, vaak aan de hand van stellingen kwalitatief onderzoek=onderzoek om dieperliggende redenen te achterhalen, zoals imago's en attitudes kwantitatief onderzoek= onderzoek gericht op het verzamelen van informatie bij een groot aantal mensen of organisatie, waarbij de informatie in getallen wordt uitgedrukt zodat een statistische analyse mogelijk is non-respons= gedeelte van de steekproef dat geen of onvolledige informatie heeft opgeleverd of dat niet reageerde opdrachtformulering=beschrijving van de (definitieve) opdracht probleemanalyse= fase waarin wordt vastgesteld in hoeverre de knelpunten die de opdrachtgever aangeeft met communicatie zijn op te lossen probleemstelling= de oplossing voor het geformuleerde probleem is het doel van je rapport en een goede probleemstelling geeft hier richting aan representatief= begrip dat wordt gebruikt om aan te geven in hoeverre de steekproef op een aantal kenmerken een goede afspiegeling is van gehele populatie steekproef= uit de totale populatie wordt een selectie gemaakt voor het onderzoek validiteit= de geldigheid van een test waaruit blijkt dat het onderzoek daadwerkelijk meet wat gemeten moet worden communicatiedoelgroep= afgebakende groep personen of organisatie waarop de communicatie is gericht communicatie doelstelling= het effect dat men met communicatie in een bepaalde periode bij een specifieke doelgroep wil bereiken met betrekking tot kennis, houding en/of gedrag communicatie strategie= de keuzes over met welke boodschap en met welke middelen aan wie wordt gecommuniceerd en wanneer communities= groep mensen met dezelfde belangstelling die op een of andere wijze online of offline met elkaar in verband staan concept= creatief idee dat het uitgangspunt vormt van een communicatiecampagne crossmediaal= mediastrategie waarbij de ontvanger van het ene communicatiemiddel naar het andere wordt gelokt effectconcept= creatief basisidee waarbij het te bereiken resultaat centraal staat effectevaluatie=onderzoek naar wat het resultaat is van de communicatie explicatieconcept= creatief basisidee waarbij het product of de dienst wordt verklaard en toegelicht influentials= opinieleiders die invloed kunnen hebben op de doelgroep intermediair=tussenpersoon tussen de zender en de doelgroep nulmeting= meting van de situatie voordat activiteiten plaatsvinden procesevaluatie= aanpak waarbij de gevolgde werkwijze kritisch wordt bekeken propositie= belofte die aan de klant wordt gedaan adviestraject= verschillende fasen of stappen binnen het traject: orientatie intakegesprek, interviews, plan van aanpak, uitvoering, advies en afronding intakegesprek= een eerste kennismakingsgesprek waarin de opdrachtgever informatie geeft over de opdracht opdrachtformulering= beschrijving van de (definitieve) opdracht probleemanalyse= fase waarin wordt vastgesteld in hoeverre de knelpunten die de opdrachtgever aangeeft met communicatie op te lossen abri= bushokje waarop reclameposters worden aangebracht banner= advertentielink op de website bereik= aantal mensen dat met een medium of reclameboodschap wordt geconfronteerd brutobereik= som van het bereik van twee of meer media samen communicatievermogen=mate waarin een medium in staat is een specifieke boodschap op een bepaalde doelgroep over te brengen controlled circulation=het gratis verspreiden van een blad onder een geselecteerde doelgroep crossmediaal= mediastrategie waarbij de doelgroep via een medium naar een ander communicatiemiddel wordt gelokt dekking= het percentage van de communicatiedoelgroep dat door een bepaald medium wordt bereikt earned media= content over de organisatie die door anderen gratis wordt geplaatst external pacing= de ontvangen van de boodschap heeft geen invloed op het tempo en de volgorde waarin hij de boodschap ontvangt huis-aanhuisblad= gratis blad dat bij alle huishoudens in een bepaald gebied wordt bezorgd huisorgaan= publicatie van de organisatie die ongevraagd en gratis wordt verzonden aan externe relaties insert= in een tijdschrift of krant geplakte of gevouwen folder, antwoordkaart of proefmonster internal pacing= de ontvanger kan de boodschap in een door hemzelf bepaalde volgorde en tempo tot zich nemen mediabureau= bureau dat is gespecialiseerd in grootschalige inkoop van mediaruimte om zo betere voorwaarden te krijgen voor zijn opdrachtgevers mediaselectie= keuze van media die voor een campagne wordt ingezet medium= middel dat wordt gebruikt om een boodschap over te dragen mupi= kleine reclamezuil, meestal in winkelstraten nettobereik= bereik van twee of meer media waarbij de overlapping niet meetelt nulnummer= testuitgave van een nieuw blad in een zeer beperkte oplage oplage= aantal exemplaren dat van een blad wordt gedrukt owned media= de media waarover de organisatie zelf het beheer heeft paid media= ingekochte ruimte, dus het online of offline adverteren posttest=onderzoek waarbij voor de productie of het voeren van een campagne wordt gekeken of en hoe de uiting overkomt bij de doelgroep sponsored magazine= tijdschrift dat in opdracht van een organisatie wordt vervaardigd voor externe relaties en waarin advertenties van derden staan virals= online filmpjes die door de doelgroep naar elkaar worden gestuurd waste= personen die we worden bereikt door de inzet van verschillende communicatiemiddelen , maar die buiten de doelgroep vallen deadline= uiterste inleverdatum van de kopij embargo= een verzoek om niet te publiceren voor een bepaalde datum hoor en wederhoor= journalistiek gebruik waarbij informatie wordt gecontroleerd bij beide partijen off the record= gegeven informatie die niet is bedoeld voor publicatie perscommuniqué= officiële verklaring naar de media, meestal naar aanleiding van een bepaalde (officiële) gebeurtenis persconferentie= bijeenkomst waarbij aan journalisten mededelingen worden gedaan over belangrijk nieuws primeur= bericht dat een bepaald medium als eerst publiceert rectificatie= correcte van onjuiste informatie uit een eerder gepubliceerd bericht verschoningsrecht= recht van journalist om tegenover de rechter geen getuigenis te hoeven afleggen over zijn informatiebron advertorial= advertentie die op een journalistieke manier is geschreven en als artikel is vormgeven bodycopy= tekstgedeelte van een advertentie (exclusief kop- en pay off) brochure= drukwerk van beperkte omvang(minimaal acht pagina's ) met een eenvoudige bladhechting, meestal geniet of gelijmd content= het aanbod aan tekst en beeld folder= drukwerk bestaat uit een vel dat een of enkele maten is gevouwen kopij= geschreven of gesproken tekst lead= intro van een artikel, meestal vetgedrukt leaflet/flyer= drukwerk dat bestaat uit een niet gevouwen vel pay-off= kernachtige afsluitende zin auteursrecht= uitsluitend recht van de maker om het door haar of hem gemaakte werk te verveelvoudigen of openbaar maken briefing=instructie over de opdracht conflicting accounts=situatie waarin een bureau de opdracht ziet, inclusief het kernprobleem en een globale aanpak debriefing=omschrijving hoe het bureau de opdracht ziet , inclusief het kernprobleem en een globale aanpak diapositief= tekst die is uitgespaard in een gedrukt, donker vlak. bijvoorbeeld witte letters tegen een zwarte achtergrond drukproef= proef van het drukwerk op oplagepapier voordat de gehele oplage wordt gedrukt dummy= voorbeeld van het uiteindelijke resultaat fullclourdruk= vierkleurendruk: cyan,yellow,magenta en black gramgewicht= aanduiding voor de zwaarte papier, uitgedrukt in grammen per vierkante meter interlinie=witruimte tussen de regels pitch= strijd tussen verschillende bureaus om een opdracht PMS= pantone matching system, internationaal kleursysteem voor drukinkten scenario= uitgewerkt script van de productie shortlist=lijst met een beperkt aantal bureaus dat in aanmerking komt voor een bepaalde opdracht storyboard= een reeks tekeningen die laat zien hoe een film- of televisiecommercial (in concept) verloopt synopsis= beeld van de productie in hoofdlijnen testimonial= getuigenis, uitspraak van een persoon over een product, dienst of merk
Ingezonden op 13-01-2014 - 3943x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!