Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Franconville

134578 franconville étape 1; 3-5; 7-8 woordjes

Jaar 1 (havo/vwo)

étape = hoofdstuk, etappe
un = een
qui est-ce? = wie is dat?
qui = wie
est = is
ce = dit, dat
voici = dit is
il = hij
habite = woon, woont
rue = straat
des = van de
sept = zeven
garçons = jongens
c' = dit, dat
à = in
près de = bij (in de buurt van)
elle = zij
aussi = ook
de = van
Gascogne = Gascogne (=streek in de buurt van Zuid-Frankrijk
voilà = dat is
chez = bij (iemand thuis)
monsieur = meneer
je, j' =ik
moi = ik (met nadruk)
où? = waar
en France = in Frankrijk
au Canada = in Canada
Aux Pays-Bas = in Nederland
au Maroc = in Marokko
et = en
toi = jij (met nadruk)
tu habites = jij woont
trois=drie	 
le lendemain=	de volgende dag	 
il recontre=	hij ontmoet
dans I escalier=	op de trap	 
un escalier=	op de trap	 
qu'est-ce que=	wat	 
il y a	=er is er zijn	 
dis	=zeg is	
 bof	=nou ja	 
ouais=	ja	 
une salle de sports=	een sportzaal	 
un terrain de foot	=een voetbalveld	 
une piscine	=een zwembad	 
un bowling	=een bowlingbaan	 
un minigolf	=een midgetgolf	 
ici	=hier	 
dans=	in	 
le quartier=	de wijk	 
non	=nee	 
un cafe	=een cafe	 
un tabac	=een tabakszaak	 	
un supermarche	=een supermarkt	 
une école=	een school	 
ah bon	=oh	 
une église=	een kerk	 
une boulangerie	=een bakkerszaak	 
une pharmacie=	een apotheek	 
et puis=en verder
vier = quatre
een familie = une famille
een vriend = un copain
grappig = marrant
daar, er = là
een foto = une photo
een vader = un père
een moeder = une mère
een zus = une soeur
een broer = un frère
mijn = mon
dat = ça
klein = petit
zij heet = elle s'appelle
groot = grand
hij heet = il s'appelle
jij hebt = tu as
ik heb = j'ai
wacht! = Attends!
kijk! = regarde!
ik ben = je suis
vervelend = casse-pieds
zoals = comme
jij wilt = tu veux
een kauwgompje = un chewing-gum
maar = mais
cinq = vijf
un appartement = een appartement
chouette = leuk
la chambre = de slaapkamer
bien = goed
Tu aimes bien? = Vind je het leuk?
tu sais = weet je

entre = tussen
la cuisine = de keuken
la salle de bains = de badkamer
idiot = idioot
J' aime bien. = Ik vind het leuk.
le bureau = het bureau
où = waar
à droite de = rechts van
la porte = de deur
le lit = het bed
devant = voor
la fenêtre = het raam
la télé = de tv
à gauche de = links van
chez moi = bij mij thuis
C' est le chaos! = Het is een chaos !
encore = nog
une entrée = een hal
le couloir = de gang
la salle à manger = de eetkamer
les toilettes = de wc
tu es = jij bent
en quelle classe = in welke klas
quel, quelle = welk(e)
la classe = de klas
en cinquième = in de vijfde
tu vas = jij gaat
à = naar
le collège = de middelbare school (eerste vier jaar)
au collège = naar de middelbare school
peut-être = misschien
vous y allez = jullie gaan erheen
y = erheen
vous allez = jullie gaan
à pied = te voet
tout près = vlakbij
le car scolaire = de schoolbus
le car = de bus
scolaire = school-
le prof(esseur) = de leraar
ils sont = zij zijn
ils = zij (mannelijk meervoud)
elles = zij (vrouwelijk meervoud)
sympa = aardig, sympathiek
le prof d'anglais = de leraar Engels
l'anglais (m) = het Engels
terrible = verschrikkelijk
on part = we vertrekken
on = men
ensemble = samen
demain = morgen
un élève = een leerling
il va = hij gaat
pour = voor
la fois = de keer
la première fois = de eerste keer
noveau = nieuw
nous = wij
nous sommes = wij zijn
vous = jullie, u
vous êtes = jullie zijn, u bent
être = zijn
tu connais = ken je
le garçon = de jongen
le blond = de blonde jongen
beau = mooi, knap
plus tard = later
pourtant = toch
toujours = altijd
parce que = omdat
ils jouent au foot = zij spelen voetbal
à part = behalve
ils font = ze doen
le week-end = het weekeinde
Je (ne) sais pas. = Ik weet het niet.
souvent = vaak
à la cafèt = in de cafetaria
la maison des jeunes =het jongerencentrum
Il te plaît? = Vind je hem leuk?
Elle te plaît? = Vind je haar leuk?
ou = of
lundi = maandag
il est = het is
une heure = een uur
demi(e) = half
arriver = aankomen
dans la cour = op het schoolplein
la cour = het schoolplein
Ça sonne = De bel gaat
entrer = naar binnen gaan
d'abord = eerst
le secrétariat = het secretariaat, de administratie
au secrétariat = bij het secretariaat, bij de administratie
pardon = pardon
les autres = de andere(n)
manger = eten
la cantine = de kantine
alors = dan
tu dois = je moet
acheter = kopen
le ticket = het kaartje
le repas = de maaltijd
Où ça? = Waar dan?
la secrétaire = de secretaresse
jusqu'à = tot
midi = twaalf uur (overdag)
Viens! = Kom!
la journée = de dag
à = aan, in, naar, op
à (+ tijdstip) = om
travailler = werken
de á = van tot
sur = op
un ordinateur = een computer
regarder = kijken naar
le film vidéo = de videofilm
le film = de film
parler = praten
le gymnase = de gymzaal
rentrer = naar huis gaan
minuit = twaalf uur ('s nachts)
la nuit = de nacht
Quelle heure est-il? = Hoe laat is het?
tu fais = jij doet
le soir = 's avonds
du = van de, van het
jaune = geel
vert = groen
le couer = het hart
le soleil = de zon
le feu = het vuur
la mer = de zee
gris = grijs
pleurer = huilen
la fourmi = de mier
chanter = zingen
écouter = luisteren
jouer = spelen
voyager = reizen
étudier = studeren, leren
donner = geven
chercher = zoeken
un étudiant = een student
surveiller = surveilleren
la salle de classe = het klaslokaal
parfois = soms
malade = ziek
le surveillant = de surveillant
Tout van bien! = Alles gaat goed!
le proviseur = de directeur

Ingezonden op 06-02-2014 - 2845x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

een herhaling van de étapes 1; 3-8
étape 2 en 6 kon ik helaas niet vinden.

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Franconville

134578 franconville étape 1; 3-5; 7-8 woordjes