Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Fortuna, deel 1

16 ALLE WERKWOORDEN T/M LES 16

Jaar 2 (Gymnasium)

Les 8:
dico, dixi, dicere = zeggen
intellego, intellexi, intellegere = begrijpen
curro, cucurri, currere = rennen
video, vidi, videre = zien
venio, veni, venire = komen
capio, cepi, capere = pakken; nemen
posco, poposci, poposcere = eisen; vragen
rideo, risi, ridere = lachen
convenio, conveni, convenire = samenkomen
emo, emi, emere = kopen
pono, posui, ponere = plaatsen; neerleggen
veto, vetui, vetare = verbieden
impono, imposui, imponere = plaatsen op; leggen op
amitto, amisi, amittere = verliezen
appareo, apparui, apparere = verschijnen
ardeo, arsi, ardere = branden
cognosco, cognovi, cognoscere = leren kennen; vernemen
peto, peti(v)i, petere = vragen, streven naar
fero, tuli, ferre = dragen; brengen, verdragen
incendo, incendi, incendere = in brand steken
quaero, quaesivi, quaerere = zoeken, vragen

Les 9:
comprehendo, comprehendi, comprehendere {LET OP: DEZELFDE PERFECTUMSTAM!} = vastpakken
adiuvo, adiuvi, adiuvare = helpen
fugio, fugi, fugere {LET OP: DEZELFDE PERFECTUMSTAM!} = vluchten
consisto, consisti, consistere = gaan staan; blijven staan
coepi = beginnen
relinquo, reliqui, relinquere {LET OP: N VERDWIJNT BIJ PERFECTUM!} = verlaten; achterlaten
defendo, defendi, defendere {LET OP: DEZELFDE PERFECTUMSTAM!} = verdedigen; beschermen
sto, steti, stare = staan
obsideo, obsedi, obsidere = bezetten; belegeren
possum, potui, posse = kunnen
Les 10:
facio, feci, facere = maken, doen
do, dedi, dare = geven
sedeo, sedi, sedere = zitten
constituo, constitui, constituere = stellen; plaatsen, vaststellen
dimitto, dimisi, dimittere = wegsturen; laten gaan
remitto, remisi, remittere = terugsturen, loslaten
pervenio, perveni, pervenire = (aan)komen; bereiken
addo, addidi, addere = toevoegen
promitto, promisi, promittere = beloven
eligo, eligi, eligere = uitkiezen
iubeo, iussi, iubere = bevelen
educo, eduxi, educere = naar buiten leiden; wegleiden
mitto, misi, mittere = zenden; sturen
effugio, effugi, effugere = ontvluchten; ontkomen
rumpo, rupi, rumpere = breken; verbreken
duco, duxi, ducere = leiden; brengen
respondeo, respondi, respondere = antwoorden
reddo, reddidi, reddere = teruggeven
caveo, cavi, cavere (+acc) = op zijn hoede zijn voor; oppassen voor
accendo, accendi, accendere = in brand steken; aansteken
occido, occidi, occidere = doden
moveo, movi, movere = bewegen; verplaatsen, indruk maken op; ontroeren
perdo, perdidi, perdere = te gronde richten, verliezen
moneo, monui, monere = waarschuwen
volo, volui, velle = willen
adsum, adfui, adesse {LET OP: VERANDERT STERK, GEBRUIK RIJTJES VAN ESSE!} = aanwezig zijn, helpen
Les 11: 
accido, accidi, accidere {LET OP: NIET IN BRAND STEKEN!!!} = gebeuren
procedo, processi, procedere = voortgaan; naar voren lopen
absum, afui, abesse {LET OP: VERANDERT STERK, GEBRUIK RIJTJES VAN ESSE!} = afwezig zijn
iaceo, iacui, iacere = liggen
aspicio, aspexi, aspicere = kijken naar; aanschouwen
ignosco, ignovi, ignoscere (+dat.) = vergeven
concedo, concessi, concedere = toegeven; toestaan; zwichten
placeo, placui, placere (+dat.) = bevallen; in de smaak vallen
advenio, adveni, advenire = (aan)komen; bereiken
debeo, debui, debere = moeten
taceo, tacui, tacere = zwijgen
timeo, timui, timere = vrezen; bang zijn voor
terreo, terrui, terrere = bang maken
Les 12:
perduco, perduxi, perducere = brengen tot/naar
trado, tradidi, tradere = overgeven; uitleveren; overleveren
vivo, vixi, vivere {Wordt zeer waarschijnlijk gevraagd} = leven
fingo, finxi, fingere = vormen, verzinnen
expello, expuli, expellere = verdrijven
ago, egi, agere = voeren; drijven, doen; verrichten, (be)handelen
iacio, ieci, iacere = gooien
perfero, pertuli, perferre = overbrengen, verdragen
incipio, incepi, incipere = beginnen
excedo, excessi, excedere = uitgaan; weggaan
habeo, habui, habere = hebben, houden
Les 13:
tango, tetigi, tangere = aanraken
deicio, deieci, deicere = neerwerpen; laten vallen
cerno, crevi, cernere = onderscheiden, zien
nolo, nolui, nolle = niet willen
tremo, tremui, tremere = trillen; beven
teneo, teenui, tenere = (vast)houden
cogo, coegi, cogere = dwingen, bijeenbrengen
sentio, sensi, sentire = voelen; bemerken
malo, malui, malle = liever willen
metuo, metui, metuere = vrezen
invenio, inveni, invenire = vinden, aantreffen
affero, attuli, affere = (mee)brengen; ergens heen brengen
Les 14:
opprimo, oppressi, opprimere = onderdrukken
tollo, sustuli, tollere = optillen; opheffen, wegnemen
detraho, detraxi, detrahere = ervan afdrukken; wegnemen
gero, gessi, gerere = dragen
infero, intuli inferre = brengen naar, veroorzaken; aandoen
refero, rettuli, referre = terugbrengen, berichten; rapporteren
deprehendo, deprehendi, deprehendere = grijpen; betrappen
ostendo, ostendi, ostendere = tonen, laten zien
deduco, deduxi, deducere = (naar beneden) leiden; wegleiden
pario, peperi, parere = voortbrengen
Les 15:
maneo, mansi, manere = blijven; wachten op
cado, cecidi, cadere {LET OP: HETZELFDE PERFECTUM ALS CAEDO!} = vallen
fundo, fudi, fundere = gieten
induco, induxi, inducere = brengen naar, brengen tot; verleiden tot
caedo, cecidi, caedere {LET OP: HETZELFDE PERFECTUM ALS CADO!} = vellen; doden
adduco, adduxi, adducere = brengen naar/in
incedo, incessi, incedere = voortgaan, binnengaan
descendo, descendi, descendere = afdalen
infundo, infudi, infundere (+acc) = gieten op/in
Les 16:
impedio, impedivi, impedire = verhinderen
quaero, quaesivi, quaerere (+ ab/ex + abl.) = vragen aan
scribo, scripsi, scribere = schrijven
interficio, interfeci, interficere = doden
supersum, superfui, superesse = over zijn; overblijven
vinco, vici, vincere = overtreffen; overwinnen
parco, peperci, parcere (+dat.) = sparen
accido, accidi, accidere = gebeuren

Ingezonden op 16-02-2014 - 1617x bekeken.
Waardering 10 (aantal stemmen: 4)

voting system
1
2
3
4
5

Dit zijn alle werkwoorden, voor als je een werkwoorden SO krijgt. (Zoals ik) Mocht je tot en met bijv.
les 11 hebben, dan verwijder je de woorden daaronder want ze staan in volgorde. Succes!
VERGEET NIET DAT DIT ALLEEN DE ONREGELMATIGE PERFECTA ZIJN!
PS: Op infinitivi staan geen tekentjes, dit weet je zelf aan de hand van de uitgang.
_____
WAT BETEKENT WAT:
_____
Duco --) (praes. 1e ev.)
Duxi --) (perf. 1e ev.)
Ducere --) (Infinit. praes.)
(+acc) --) (aanvulling)
breken; verbreken --) (Slechts één antwoord is noodzakelijk)
maken, doen --) (Twee antwoorden of meer zijn noodzakelijk)
{LET OP: .....} --) (Slim om te onthouden)

Haal nou eens een 10 voor die SO, dat is toch een heerlijk gevoel? Dan is je hele dag weer goed! Of niet?
_____

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Fortuna, deel 1

16 ALLE WERKWOORDEN T/M LES 16