Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Le Petit Prince - Vocabulaire
› 2 module 2 vocabulair 2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Le Petit Prince - Vocabulaire
, deel 2
2 module 2 vocabulair 2
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
les loisirs = de vrije tijd le phénomène = het verschijnsel un jour de congé = een vrije dag la piscine = het zwembad confirmer = bevestigen un rapport = een verband se détendre = zich ontspannen à loisir = op m'n gemak promouvoir = promoten le château = het kasteel baliser = omgeven (met pijlen) Rigoler = lol hebben le passe-temps = de hobby le parc d'attractions =het pretpark faire de la voile = zeilen une résidence secondaire = een tweede huis jardiner = tuinieren bricoler = knutselen les vêtements de loisir = vrijetijdskleding tricoter = breien diffuser en direct = rechtstreeks uitzenden un match amical = een vriendschappelijk wedstrijd un but = een doelpunt le cyclotourisme = een fietsvakantie faire du sport = sporten la performance sportive = de sportprestatie les chaussures de sport = de sportschoenen le maillot vert = de groene trui un fichier informatique = een (computer) bestand une puce= een chip naviguer = surfen un clavier = een toetsenbord un écran = een (beeld)scherm la souris = de muis un internaute = een internetgebruiker une adresse électronique = een e-mailadres la mémoire = het geheugen une émission = een uitzending un animateur = een presentator une chaîne = een (televisie) net la publicité = de reclame enregistrer = opnemen intégral = integraal ; volledig le titre = de titel diffuser = uitzenden transmettre= uitzenden ; overbrengen les informations = het nieuws local = plaatselijk un auditeur = een luisteraar un téléspectateur = een televisiekijker le taux d'écoute = de kijkdichtheid/ de luisterdichtheid un espace = een ruimte un appareil photo = een fototoestel un message = een bericht Une convention = een overeenkomst ; een contract autoriser à = machtigen adapter à = aanpassen aan le son = het geluid la voix = de stem brancher = aansluiten modifier = wijzigen susciter = teweegbrengen ; veroorzaken attentivement = aandachtig un interlocuteur = een gesprekspartner le magazine = het blad une interdiction = een verbod aux dépens de = ten koste van expliquer = uitleggen une imprimante = een printer un mel = een mailtje un téléviseur = een televisietoestel un poste de radio = een radio(toestel) La une = de voorpagina un hebdomadaire = een weekblad un envoyé spécial = een speciaal verslaggever taper = typen donner un coup de téléphone = bellen rester en ligne = aan de lijn blijven rappeler = terugbellen laisser un message = een bericht achterlaten un colis = een pakje la donnée = het gegeven déterminé = vastberaden courageux/ courageuse = moedig adroit = handig drôle = grappig juste = eerlijk ; rechtvaardig le prochain = de naaste le désintéressement = de onbaatzuchtigheid doux/douce= zacht(aardig) L'affection = de genegenheid contenter = tevreden stellen la persévérance = het doorzettingsvermogen rêveur = dromerig assuré = zelfverzekerd la volonté = de wil courtois = hoffelijk capricieux / capricieuse = wispelturig; grillig ambitieux / ambitieuse = eerzuchtig ; ambitieus tranquille = rustig rassurer = geruststellen soutenir = (onder)steunen solitaire = teruggetrokken ; eenzaam rendre compte de = verslag uitbrengen van la paresse = de luiheid coléreux / coléreuse = driftig avoir l'intention de = de bedoeling hebben (Se) sentir = (zich) voelen justifier = rechtvaardigen l'intérêt = het belang conscient de = bewust van cruel = wreed la méchanceté = de gemeenheid hostile (à) = onwelwillend (tegenover) ; vijandig (tegenover) contester = betwisten nier = ontkennen moqueur = spotziek ; spottend impitoyable = meedogenloos sévère = streng rigide = star faux/fausse = onecht ; vals distrait = verstrooid discret / discrète = bescheiden timide = verlegen honnête = eerlijk sincère = oprecht impatient = ongeduldig généreux / généreuse = gul s'adapter = zich aanpassen exagérer = overdrijven méchant = gemeen aider = helpen paresseux / paresseuse = lui faire de son mieux = zijn best doen curieux / curieuse = nieuwsgierig Se fâcher = boos worden gai = vrolijk
Ingezonden op 09-03-2014 - 782x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!