Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
random duits woordjes
› 3 woordjes 301-420
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
random duits woordjes
, deel 3
3 woordjes 301-420
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
301. verzichten auf = afzien van 302. scheitern = mislukken; vastlopen 303. die Gewerkschaft = de vakbond 304. erlauben, gestatten = toestaan; veroorloven 305. die Öffentlichkeit = de openbaarheid ; de publieke opinie 306. sammeln = verzamelen 307. die Sehnsucht = het (hevig) verlangen 308. der Ruf = de reputatie 309. bezeichnen = aanduiden; kenmerken 310. hervorheben = benadrukken 311. der Streik = de staking 312. das Verständnis = het begrip 313. sich schwer tun = ergens moeite mee hebben; het zich moeilijk maken 314. das Schicksal = het lot; het noodlot 315. pauschal = globaal; totaal, all-in 316. der Schatten = de schaduw 317. der Tatort = de plaats van het misdrijf 318. unverbindlich = vrijblijvend 319. die Rechtschreibung = de spelling 320. das Engagement = de betrokkenheid; de inzet 321. die Botschaft = de ambassade 322. das Gelände = het terrein 323. einzigartig, einmalig = uniek 324. umsonst = tevergeefs ; gratis 325. der Vorgang = de ontwikkeling; het proces 326. die Leinwand = het (film)doek 327. das Zubehör = de onderdelen; de accessoires 328. unterlassen = nalaten; niet doen 329. die Ausdauer = het uithoudings-vermogen; de conditie 330. der Promi = de Bekende Duitser (Oostenrijker etc.) 331. anwenden = toepassen 332. überflüssig = overbodig 333. erstaunlich = verbazingwekkend 334. das Merkmal = het kenmerk 335. herkömmlich = traditioneel 336. die Aufforderung = het (dringende) verzoek 337. die Verzögerung = de vertraging 338. (sich) verringern = verminderen 339. die Anstalt = de inrichting; de instelling 340. der / die Erwerbstätige= iemand die betaalde arbeid verricht 341. quasi = als het ware 342. der Duft = de geur 343. verletzen = kwetsen; verwonden; blesseren ; overtreden (van regels) 344. erkunden = verkennen 345. empfinden ; empfindlich = voelen; ervaren ; gevoelig 346. betreuen = verzorgen; begeleiden 347. die Aufregung = de opwinding 348. der Aufschwung = de opbloei (bv. van economie, wetenschappen) 349. haften für = aansprakelijk zijn voor 350. die Haftpflicht = de wettelijke aansprakelijkheid 351. prägen = vorm geven aan; een stempel drukken op ; (een begrip) voor het eerst gebruiken, invoeren 352. kündigen = opzeggen (huur, baan); ontslag nemen 353. täuschen = misleiden; bedriegen 354. zuversichtlich = vol vertrouwen; optimistisch 355. sich abfinden, sich fügen = zich schikken; niet protesteren 356. der Albtraum, der Alptraum = de nachtmerrie 357. bewältigen = (geestelijk) verwerken 358. ahnen = vermoeden 359. der Denkmalschutz = de monumentenzorg 360. der Ausschuss = de commissie 361. das Heer, die Armee = het leger 362. unerlässlich = beslist noodzakelijk 363. beanstanden = bezwaar maken tegen; bekritiseren 364. namentlich = voornamelijk; met name ; met zijn / haar naam noemen 365. der Stellenwert = de waarde; de betekenis 366. der Haushalt = de begroting 367. das Defizit = het tekort 368. entfalten = ontplooien 369. entlassen = ontslaan 370. geschweige denn = laat staan; dat…, om niet te spreken van… 371. enttäuschen = teleurstellen 372. auf Anhieb = meteen 373. versehentlich, aus Versehen = per ongeluk 374. löschen = wissen ; blussen 375. verkraften = verwerken ; te boven komen 376. jeweilig = van een bepaald ogenblik 377. die Verschwendung = de verspilling 378. der Wehrdienst = de dienstplicht in het leger 379. der Zivildienst = de vervangende dienstplicht 380. der Sachverhalt= de stand van zaken 381. die neuen (Bundes)Länder = de voormalige DDR 382. anregen = aansporen; stimuleren 383. gestehen = toegeven; bekennen 384. empört = boos; verontwaardigd 385. die Tarif-verhandlungen = de CAO-onderhandelingen 386. das Wahrzeichen = het symbool 387. aufwendig = kostbaar; duur 388. der Anreiz = de prikkel 389. der Konkurs = het faillissement 390. die Auktion, die Versteigerung = de veiling 391. leidenschaftlich = hartstochtelijk 392. anständig = fatsoenlijk 393. der Laie = de leek 394. die Kommunal-wahlen = de gemeenteraads-verkiezingen 395. die Trümmern = de puinhopen 396. die Bürgerinitiative = de actiegroep 397. gründen = oprichten; stichten 398. die Abtreibung = de abortus 399. vornehmen = verrichten; uitvoeren 400. billigen = goedkeuren 401. vertuschen = verdoezelen 402. der Prozentsatz = het percentage 403. die Kundschaft = de klanten(kring) 404. die Sozialleistungen = de uitlkeringen 405. der Aberglaube = het bijgeloof 406. das Transparent = het spandoek 407. versagen = falen 408. lindern = verzachten 409. die Beschwerde = de klacht 410. auf der Strecke bleiben = blijven liggen; niet verder komen 411. die Schicht = de laag ; de ploegendienst 412. der Ertrag, der Erlös = de opbrengst 413. das Benehmen = het gedrag 414. die Annahme = de veronderstelling 415. lenken = sturen 416. sauer = boos 417. fragwürdig = dubieus; twijfelachtig 418. aufhören = ophouden; stoppen 419. kiffen = blowen 420. seltsam = vreemd
Ingezonden op 20-03-2014 - 1785x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
08-06-2016
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!