Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Pallas, deel 1

13 Woordjes die ik moet weten voor mijn proefwerk 26-3-2014 les 1 t/m 13

Jaar 2 (Gymnasium)

ἀδικεω = onrecht doen
ἀει = altijd
αἰτεω (+ 2 acc) = (iemand) vragen (om)
ἀκουω = horen
ἀλλα, ἀλλ' = maar
ἀλλος, ἀλλη, ἀλλο = ander
ἡ ἀνδρεια = moed; dapperheid
ἀνδρειος = moedig; dapper
ὁ ἀνηρ, ἀνδρος = man 
ἀποβαινω = weggaan
ἀποκτειν = doden
ἀρα = geeft aan dat er een vraagzin volgt 
αὐτικα = meteen; onmiddelijk 
αὐτον = hem (acc pers vnw)
βελτιων, βελτιονος = beter; bekwamer	 
ἡ βουλη = plan; besluit
γαρ = want
γιγνωσκω	= (leren) kennen; inzien; begrijpen	 
δειλος = laf
δεινος = verschrikkelijk; geducht
δια = (+ acc) door; wegens
δια τουτο = daarom 
ἡ δοξα = roem	 
ἡ δουλη = slavin	 
το δωρον = geschenk; cadeau	 
ἐγω = ik (pers vnw)	 
ἐθελω = willen; bereid zijn	 
εἰμι (inf εἰναι) = zijn	 
ἐμου, μου = (van) mij; mijn (gen pers vnw)	 
ἐν = (+ dat) in; op; bij	 
ἐν νῳ ἐχω = van plan zijn	 
ἐνθαδε = hier(heen)	 
ἐνταυθα = daar	 
ὁ ἑταιρος = vriend; makker
ἤ = of; dan (na comparativus)	 
ὁ ἡγεμων, ἡγεμονοσ	 = leider; aanvoerder	 
ἡμεις, ἡμων, ἡμιν, ἡμας = wij (pers vnw, nom, gen, dat, acc)	 
θαυμαζω = bewonderen; zich verwonderen 
ἰσχυρος = sterk; krachtig
και = en; ook; zelfs	 
καλεω = roepen	 
κατεχω = in zijn macht hebben; vasthouden; beheersen	 
ἡ κεφαλη = hoofd; kop
κρατιστος = sterkst; best; zeer sterk/goed	 
λαμβανω = nemen; (vast)pakken	 
λεγω = zeggen	 
ὁ λογος = woord	 
ἡ λυπη = verdriet	 
ἡ μαχη = gevecht; strijd	 
με = mij; me (acc pers vnw)	 
μεγα = erg; zeer (bijwoord)	 
μεγας, μεγαλη, μεγα = groot	 
μελει μοι = (het) interesseert me	 
μεν = Geeft aan dat er nog een zin komt; die tweede zin begint met δε; μεν blijft onvertaald.	 
μετα = (+ gen) samen met; (+ acc) na	 
μη = niet (bij gebiedende wijs)	 
μονον = slechts; alleen maar (bijwoord)	 
νομιζω = menen; (+ 2 acc.) beschouwen als	 
τα ὁπλα = wapens	 
ὁτι = dat (voegwoord); omdat	 
οὐ, οὐκ, οὐχ = niet	 
οὐδεις = niemand	 
οὐν = dan; nu; dus	 
παντες, παντω = alle(n)	 
παρεχω = verschaffen; geven	 
παυω = (doen) stoppen; (doen) ophouden	 
πειθω = overtuigen; overreden	 
πιστευω = (+ dat) vertrouwen	 
πλειων, πλειονος = meer	
ποιεω =doen; maken	 
ὁ πολεμος = oorlog	 
προς = (+ dat) bij; (+ acc) naar(toe); tot	 
σε = jou; u	 
σος, σον, ση = jouw; uw (bezittelijk vnw)	 
σοι = (aan/voor) jou; u (dat. pers vnw)
σοφος = verstandig; wijs; slim	 
ὁ στρατηγος = legeraanvoerder	 
ὁ στρατιωτης = soldaat	 
ταυτα = dit; dat (onzijdig mv, nom. + acc.)	 
τε και = ...en...	 
τί, τίνος = wat?; welk(e)?	 
τις, τινος = iemand; een of andere
τίς, τίνος = wie?; welk(e)?	 
τουτο = dit; dat (nom. + acc. onzijdig)	 
ἡ τυχη = lot	 
φιλτατος = liefst; zeer geliefd	 
φοβερος = aangstaanjagend	 
φροντιζω	+ gen. = zich bekommeren om	 
ὠ = gevolgd voor vocativus (laten we onvertaald)	 
ὡδε = zo; als volgt

Ingezonden op 25-03-2014 - 772x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 26-03-2014.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Pallas, deel 1

13 Woordjes die ik moet weten voor mijn proefwerk 26-3-2014 les 1 t/m 13