Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Neue Kontakte, deel 2

1 Zweite Halbzeit

Jaar 3 (havo/vwo)

der See = het meer
der Sport = de sport
Juli oder August = juli of augustus
Wo schlaft ihr? = Waar slapen jullie?
das Zelt (die Zelte) = de tent (de tenten)
die Freizeit = de vrije tijd
Es macht mir Spaß! = Ik heb er lol in!
der Urlaub war langweilig = de vakantie was saai
groß-größer-am größten = groot-groter-het grootst
Rennrad fahren = wielrennen
Kannst du schwimmen? = Kun jij zwemmen?
reiten = paard rijden
Schlittschuh laufen = schaatsen
Läufst du gern Schlittschuh? = Schaats jij graag?
am Montagebend = op maadagavond
der Dienstag, Mittwoch, Donnerstag, Freitag, Samstag, Sonntag = de dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag, zondag
am Wochenende = in het weekend
Wie spät ist es? = Hoe laat is het?
um halb drei = om half drie
Viertel vor zwölf = kwart voor twaalf
zehn nach eins = tien over een
von sechs bis sieben = van zes tot zeven
die E-Mail-Adresse = het e-mailadres
Können Sie das buchstabieren? = Kunt u dat spellen?
Gibt es hier ein Schwimmbad? = Is er hier een zwembad?
Wie oft trainierst du? = Hoe vaak train jij?
Fährst du auch Ski? = Ski jij ook?
sie läuft jeden Tag 5 Kilometer = zij rent elke dag 5 kilometer
mögen = houden van
Magst du Tischtennis? = Spielst du gerne Tischtennis {hetzelfde als}
Machst du auch Sport? = Doe jij ook aan sport?
ich turne seit drei Jahren = ik turn sinds drie jaar
das Spiel (die Spiele) = de wedstrijd (de wedstrijden) {niet der Wettkampf}
der Wettkampf = de wedstrijd {niet das Spiel}
der Verein = de vereniging
Bist du in einem Verein? = Zit je op een vereniging?
Wann beginnt das Training? = Wanneer begint de training?
zweimal pro Woche = twee keer per week
aderthalb Stunden = anderhalf uur
Spielt ihr oft Handball? = Spelen jullie vaak handbal?
jede Woche = elke week
jeden Monat = elke maand
der Sportplatz = het sportveld
der Tennisplatz = de tennisbaan
die Sporthalle = de sporthal
in einer Sporthalle = in een sporthal
das Wasser = het water
heute = vandaag
letzetes Jahr = vorig jaar
meistens = meestal
immer = altijd
draußen = buiten
bis bald = tot gauw
anfangen = beginnen {hetzelfde als}
Wann fängt das Spiel an? = Wann beginnt das Spiel? {hetzelfde als}
der Urlaub war toll = die Ferien waren toll {hetzelfde als}
ab und zu = manchmal {hetzelfde als}
das Team = die Mannschaft {hetzelfde als}
gern-lieber-am liebsten = graag-liever-het liefst
immer = nie {tegenovergestelde van}
oft = manchmal {tegenovergestelde van}
gestern = heute {tegenovergestelde van}
im Winter = im Sommer {tegenovergestelde van}
im Herbst = im Frühling {tegenovergestelde van}
draußen = drinnen {tegenovergestelde van}
es kostet 5 Euro pro Monat = het kost 5 euro per maand
teuer = duur
der Schuh = de schoen
teuer = billig {tegenovergestelde van}
nur = alleen maar
brauchen = nodig hebben
dürfen = mogen
Darf ich desen Helm anprobieren? = Mag ik deze helm passen?
gut-besser-am best = goed-beter-het best
Was gefält dir am besten? = Wat bevalt je het best?
ein bisschen zu schwer für mich = een beetje te zwaar voor mij
Sonst noch etwas? = Anders nog iets?
die Tüte = de (plastic)zak
silber = zilver
rot, gelb, grün, orange, lila = rood, geel, groen, oranje, paars
Wie viel kostet er? = Wie teuer ist er? {hetzelfde als}
natürlich = selbstverständlich {hetzelfde als}
Kann ich dir helfen = Kann ich für dich tun? {hetzelfde als}
alt = neu {tegenovergestelde van}
weiß = schwarz {tegenovergestelde van}
ich nehme diese Badehose = ik neem deze zwembroek
der Ball = de bal
das Rad (die Räder) = de fiets (de fietsen)
gegen ein anderes Team = tegen een ander team
Mit oder ohne? = Met of zonder?
die Sonnenbrille = de zonnebril
außerdem = bovendien
die Aussprache = de uitspraak
sich freuen = zich verheugen
ich freue mich sehr darauf = ik verheug me er erg op
segeln = zeilen
der Judokampf = de judowedstrijd
Hast du Lust zu schimmen? = Heb je zin om te zwemmen?
im Hallenbad = in het binnenbad
Das Handtuch = de handdoek
in den Ferien bin ich faul = in de vakantie ben ik lui
es hat angefangen = het is begonnnen
der Schläger = het racket, de stick
die Sportabteilung = de sportafdeling
in der ersten Etage = op de eersten etage
sie sind leider ausverkauft = zij zijn helaas uitverkocht
schade = jammer
zu zweit = met zijn tweeën
viel Erfolg = veel succes
verlieren = gewinnen {tegenovergestelde van}
Was kommt jetzt im Fernzehen? = Wat komt nu op de tv?
einmal pro Woche = einmal in der Woche {hetzelfde als}
Was beteutet das? = Wat betekent dat?
Wie schreibt man das? = Hoe schrijf je dat?
Wie sagt man das auf Deutsch? = Hoe zeg je dat in het Duits?
Können Sie das vieleicht nochmal erklären? = Kunt u dat misschien nog eens uitleggen?
Ich bin zu spät weil ich... = Ik ben te laat omdat ik...
ich habe keine Ahnung = ik heb geen idee
Haben Sie ein Wörterbuch für mich? = Heeft u een woordenboek voor mij?
ich bin schon fertig = ik ben al klaar
da schreiben wir schon eine Klassenarbeit in Mathe = dan hebben we al een wiskundeproefwerk
Was sollen wir für die nächste Stunde machen? = Wat moeten we voor de volgende les doen/maken
ich habe es nicht gemacht, weil ich krank war = ik heb het niet gemaakt omdat ik ziek was
ich weiß nicht genau, was ich hier machen soll = ik weet niet precies wat ik hier moet doen

Ingezonden op 29-09-2008 - 1496x bekeken.
Waardering 7.2 (aantal stemmen: 5)

voting system
1
2
3
4
5

de gewone zinnen beginnen niet met een hoofdletter en eindigen niet met een punt

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Neue Kontakte, deel 2

1 Zweite Halbzeit