Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Medea Grieks
› 2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Medea Grieks
, deel 2
hoofdstuk 2
Jaar 5 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
ὁ παις, παιδος = kind παλαιος = oud Παλλας = Pallas Athene πανταχῃ (bijwoord) = overal, in elk opzicht παντως (bijwoord) = geheel en al, volkomen παρα + gen/dat/acc = van, bij, bij παρειμι + dat = aanwezig zijn bij παρεχω = verschaffen, ter beschikking stellen παριημι =toelaten, toestaan παρισταμαι + dat. (perf: παρεστηκα) = gaan staan bij πας, παντος = geheel, ieder, alle πασχω (aor: ἐπαθον)(perf: πεπονθα) = lijden, te verduren hebben ὁ πατηρ, πατρος = vader ἡ πατρις = vaderland πατρῳος = van de vader παυομαι + gen/ptc = ophouden met, stoppen met παυω + acc/gen = een einde maken aan πειθω (aor: ἐπεισα) = overtuigen Πελιας = Pelias πεμπω = zenden, sturen ὁ πεπλος = peplos, vrouwengewaad περι + gen = rondom, over περισσος = bovenmatig πικρος = scherp, onaangenaam πλειστος = meest πλουσιος = rijk το πνευμα = wind ποιεω = maken, doen πολεμιος = vijandig ὁ πολεμιος = vijand ἡ πολις = stad ὁ πολιτης = burger, medeburger πολλακις (bijwoord) = vaak, dikwijls πολυς, πολλου = veel ὁ πονος = werk, inspanning ὁ ποσις, ποσιος = echtgenoot ποτε (bijwoord) = eens, ooit ποτερον ... ἠ = of ... of ὁ πους, ποδος = voet, poot το πραγμα = zaak, situatie πρασσω = handelen, doen πραττω = handelen, doen πριν + a.c.i. = voordat πριν (bijwoord) = vroeger, tevoren προβαινω = verder gaan, voortgaan προδιδωμι (ptc aor: προδους) = prijsgeven, verraden προθυμος = bereidwillig, graag προς + gen/acc = van de kant van, naar προσειπον (alleen aor) + acc = toespreken, spreken tot προσερχομαι = gaan naar προσθεν (bijwoord) = tevoren, eerder προσλαμβανω = nog erbij nemen προσπιπτω + dat. = overvallen προστιθημι + dat. = plaatsen bij, toekennen το προσωπον = gezicht προτιθημι = de voorkeur geven aan πρωτον (bijwoord) = eerst πρωτος = eerst το πυρ, πυρος = vuur πως = hoe? ῥᾳδιος = gemakkelijk σαφης (bijwoord: σαφως of σαφα) = duidelijk, zeker σεμνος = heilig σιγαω = zwijgen ἡ σιγη = het zwijgen, stilte σιγῃ = in stilte ὁ σιδηρος = ijzer σμιρκος = klein σος = jouw σοφος = verstandig, slim σπειρω (fut: σπερω) = inzaaien, verwekken το σπερμα = zaad, kinderen στερεω + gen. = beroven van ὁ στεφανος = krans το στομα = mond, bek στρεφω = draaien, wenden, keren στυγεω = haten συ = jij ἡ συμφορα = ongeluk, ellende συν + dat. = samen met συνειμι + dat. = samenleven met συνοιδα = zich bewust zijn van ἡ συνουσια = samenzijn, gezelschap σφε = auton το σχημα = vorm, houding σῳζω (aor: ἐσωσα) = redden το σωμα = lichaam ἡ σωτηρια = redding, behoud σωφρονεω = verstandig zijn σωφρων = verstandig ταλας (v: ταλαινα o:ταλαν) = diep ongelukkig ταμα = ta ema ὁ ταυρος = stier το ταχος = snelheid τε (achter een woord)= en το τεκνον = kind το τελος = einde, doel τεχναμοαι = een list beramen τιθημι (fut: θησω aor: ἐθηκα) = leggen, plaatsen τικτω (aor: ἐτεκον) = baren, voortbrengen ἡ τεκουσα = de moeder τινω = boeten, betalen τις, τινος = wie, welke τι, τινος = wat, welk τι = wat, waarom τληναι (inf. aor) = verdragen τοι = let wel, heus τοιοσδε = zodanig τοιουτος = zodanig τολμαω = durven, wagen τοσουτος = zo groot, zo veel τοτε (bijwoord) = dan, toen τραχυς = ruw τρεις, τριων = drie τρεπομαι (aor: ἐτραπομην) = zich wenden, zich keren τρεφω (aor: ἐθρεψα) = opvoeden, grootbrengen τυγχανω + gen/ptc = treffen, pakken, krijgen, toevallig τυραννεω = heersen ὁ/ἡ τυραννος = heerser, prinses τυραννος = koninklijk ἡ τυχη = toeval, lot ὑβριζω = beledigen, grof behandelen ἡ ὑβρις = overmoed, arrogantie το ὑδωρ, ὑδατος = water ὑμεις = jullie ὑπερβαινω = overschrijden ὐπο + gen = van onder, door φαινομαι (fut: φανουμαι)(aor: ἐφανην) = blijken te zijn, verschijnen φαινω = tonen, laten zien φαυλος = onbetekenend φειδομαι + gen = sparen, ontzien φερω (aor: ἠνεγκον) = dragen, brengen φευγω (fut: φευξομαι)(+ acc) = vluchten φημι = zeggen φιλεω = liefhebben, houden van ἠ φιλη = vriendin ὁ φιλος = vriend φιλος = lief, dierbaar φιλτατος = superlativus filos ὁ φοβος = vrees ὁ φονος = moord φραζω = tonen, meedelen ἡ φρην, φρενος = hart φρονεω = verstandig zijn, denken ὁ/ἡ φυγας = vluchteling ἡ φυγη = vlucht ἡ φυσις = natuur, aard φυομαι (aor: ἐφυν)(perf: πεφυκα) = groeien, van nature zijn φυω = doen groeien, verwekken το φως, φωτος = licht χαιρω + dat = blij zijn met gen. + χαριν = terwille van, wegens ἡ χαρις = dank, vreugde ἡ χειρ, χειρος/χερος = hand ἡ χθων, χθονος = land χρη +a.c.i. = het is nodig το χρημα = zaak, ding, bezittingen, geld χρην = imperfectum van xre χρηστος = bruikbaar, nuttig ὁ χρονος = tijd ὁ χρυσος = goud χωρεω = gaan ἡ ψυχη = leven, ziel ὡς = zoals, als, toen, nadat, dat, opdat ὡσπερ = zoals ὡστε = zodat ὠφελεω = helpen
Ingezonden op 30-05-2014 - 777x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
31-05-2014
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!