Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
XAnders
› 0 alle zinnen frans toetsweek 4
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
XAnders
0 alle zinnen frans toetsweek 4
Jaar 4 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Mijn opa en oma van mijn vaders kant = Mon grand-père et ma grand-mère du côté de mon père. We hebben een grote familie = Nous avons une grande famille. Ik kan erg goed opschieten met... = Je m'entends très bien avec... Ik lijk veel op mijn tante= Je ressemble beaucoup à ma tante. Mijn broer is ontzettend eigenwijs = Mon frère est très têtu. Mijn beste herinnering, dat is/dat zijn = Mon meilleur souvenir, c'est / ce sont. Ik houd van discussiëren met mijn vrienden = J'aime discuter avec mes copains. Wij hebben dezelfde interesses = Nous avons les mêmes centres d'intérêt. Hij is altijd te laat, ik word er gek van! = Il est toujours en retard. ça m'énerve! Welke stijl heb jij? = Quel style as-tu? Hij kleed zich in de stijl van.. = Il s'habille en style... Hij draagt vaak = Il porte souvent Hoge hakken staan haar goed = Des talons hauts lui vont bien. Deze jurk staat mooi met = Cette robe va bien avec Hij heeft liever een net pak = Il préfère un costume-cravate. Hij/Zij kleedt zich altijd met zorg/goed = Il/Elle s'habille toujours avec soin/bien. Hij heeft niet veel aandacht voor zijn uiterlijk = Il ne fait pas beaucoup attention à ses apparences. Ik vind het leuk stijlen te mixen = Je m'amuse à mélanger des styles. Ze draagt verschillende laagjes: een hemd en een trui = Elle porte plusieurs couches: un singlet et un pull. Ik heb ... ogen = J'ai les yeux... Ik ben groot = Je suis grand(e) Ik heb zwarte/korte/krullende haren met blonde lokken = J'ai les cheveux noirs/courts/frisés avec des mèches blondes. Je herkent me aan mijn grote neus = Tu me reconnais à mon grand nez. Zij maakt zich altijd op = Elle se maquille toujours. In mijn vrije tijd doe ik het liefst...= Comme passe-temps, j'aime.... Mijn lievelingsmuziek is = Ma musique préférée est le... De droom van vele jongeren is = Le rêve de beaucoup de jeunes est de .... Ik zing in een band = Je chante dans un groupe Op vijfjarige leeftijd begon ik met...=à l'âge de 5 ans, j'ai commencé à... Ik ... de hele dag = Je ... toute la journée Muziek/Sport is mijn passie! = La musique/Le sport est ma passion Ik leef voor de muziek/sport = Je vis pour la musique/le sport Chatten is een goede manier om = Le chat est un bon moyen de... Wat is jouw hobby? = Quel est ton passe-temps? Wat vind je leuk om te doen? = Qu'est-ce que tu aimes faire? Ik houd ervan... = Moi, j'adore... Ik vind het leuk om = J'aime bien ... Dat is een grappige ... = C'est un(e) drôle de... Om eerlijk te zijn = Pour être franc Eerlijk gezegd = Franchement Dat vind ik (niet) echt leuk. = ça (ne) me plaît (pas) vraiment Welke sport doe je?= Quel sport fais-tu? Ik doe aan Bodypump.= Je fais du Bodypump Hoe vaak per week train je?= Combien de fois est-ce que tu t'entraînes par semaine? Waar beoefen je die sport?= Où est-ce que tu fais ce sport? Ben je lid van een club?= Es-tu membre d'un club? Doe je ook mee aan wedstrijden?= Est-ce que tu participes aussi à des matchs? Winnen jullie vaak?= Gagnez-vous souvent? Hoe ging jullie laatste wedstrijd?= Est-ce que le dernier match s'est bien passé? We hebben gelijkgespeeld.= On a fait match nul. Hoe lang doe je al aan surfen?= Depuis combien de temps est-ce que tu fais du surf? Sinds dit jaar.= Depuis cette année Waarom houd je niet van sport?= Pourquoi n'aimes-tu pas le sport? Aan welke sporten heb je een hekel?= Quels sports détestes-tu? Ik heb een hekel aan teamsporten.= Je désteste les sports d'équipe. ik sport omdat ik= je fais du sport parce que wat vind je zo leuk aan die sport?=qu'est-ce qui te plaît dans ce sport? het is ontspannend=c'est relaxant het is gezond=c'est bon pour la santé ik wil officier worden=je veux devenir Officier de l'armée mijn doel is=mon but est het is een zware sport=c'est un sport très dur voor deze sport heb je een halter en gewichten nodig=pour ce sport, on a besoin du licol et des poids wie is jouw idool?=Qui est ton idole? om welke reden?=pour quelle raison? omdat hij/zij altijd wint=parce qu'il/elle gagne toujours omdat hij/zij de sterkte is=parce qu'il/elle est le plus fort/la plus forte omdat hij/zij goed speelt=parce qu'il/elle joue bien ben je supporter van..?=tu es supporteur de/d'? winnen ze vaak?=ils gagnent souvent? ga je regelmatig naar wedstrijden?=tu vas régulièrement voir des matchs het is het beste team=c'est la meilleure équipe ik vind hem/haar/hen..=je le/la/les trouve.. ze spelen beter dan..=ils jouent mieux que.. ze verdienen te veel geld=ils gagnent trop d'argent hij geeft de sport een positief beeld=il donne une image positive au sport hij is de beste sporter aller tijden=c'est le meilleur sportif de tous les temps Mijn vrienden zijn erg belangrijk voor mij omdat... = Mes amis sont très importants pour moi parce que... Ik ken mijn beste vriendin sinds... = Je connais ma meilleure amie depuis... Ik ken hem sinds...=Je le connais depuis... Wij hebben dezelfde...=Nous avons les mêmes... Ik zie hem regelmatig.=Je le vois régulièrement. We zitten op dezelfde school.=Nous sommes dans le même lycée. ...is zijn sterke/zwakke punt=...est sa qualité principale/son défaut principal. Ik bewonder zijn/haar...=J'admire son/sa... Wij houden ervan samen te...=On aime... ensemble. Het belangrijkste in vriendschap is...=Le plus important en amitié, c'est... We lijken veel op elkaar.=On se ressemble beaucoup. We zijn heel verschillend.=On est très différents. Hij/Zij is heel grappig.=Il/Elle est très drôle. Wat ik het leukst vind aan hem/haar est...Ce que j'aime le plus en lui/elle, c'est... Met hem/haar voel ik mij...Avec lui/elle, je me sens... We gaan vaak naar de bioscoop.=On va souvent au ciné. Daarna gaan we iets drinken.=Après on va boir un verre. Zij mag zaterdagavond uitgaan.=Elle peut sortir le samedi soir. Zij moet voor 12 uur 's nachts thuis zijn. =Elle doit rentrer avant minuit. Ik moet toestemming aan mijn ouders vragen.=Je dois demander la permission à mes parents. Ik vind het leuk om te surfen met mijn vrienden.=J'aime bien faire du surf avec mes amis. Tijdens de vakantie ga ik vaak naar het zwembad.=Pendant les vacances je vais souvent à la piscine. Het was super: ik heb me geen minuut verveeld!=C'était super: je ne me suis pas ennuyé(e) une minute! Ik ben een beetje teleurgesteld.=Je suis un peu déçu(e).
Ingezonden op 19-06-2014 - 1626x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!