Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
1e bachelor Etnografie & algemene beoordelingsleer
› 1 flashcarts honden
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
1e bachelor Etnografie & algemene beoordelingsleer
1 flashcarts honden
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Hazenvoeten = Zijn vlak en plat met lange tenen (sommige rassen normaal) Kattenvoeten = Zijn kort en steil (sommige rassen normaal) Heupdysplasie = Het heupgewricht degenereert en de kop van het dijbeen laat progressief los uit de kom van het heupgewricht gewone hondendraf = de voorbenen worden iets vroeger opgeheven dan de achterbenen geworpen draf = waarbij de verhevener beenbewegingen zeer goed gelijken op deze van het paard (Bij Schnauzers, Terriers, Pinchers) rendraf = waarbij overgetreden wordt, soms zelfs dermate dat de volledige achterhand meewiegt van links naar rechts Stop = Is de trapvormige overgang tussen de profiellijn van het voorhoofd en van de neus Sint-Hubertusknobbel = Aan de overgang van het achterhoofd naar de nek (bij bepaalde rassen) een duidelijke beenknobbel bobtail = is een van nature zeer korte staart Sint Hubertusklauwen of wolfsklauwen = aan de binnenzijde van de achterbenen kunnen 5e, dikwijls rudimentair ontwikkelde tenen of nagels voorkomen ruwharig = de bovenvacht is ruw meestal samen met een overvloedige ondervacht draadharig = de bovenvacht is ruig maar de haren zijn langer en dunner, zodat ze licht golven of kronkelen. De baard en snor = garnituur, zijn grof kronkelig en opvallend aanwezig stekelharig = het ruw draadachtig haar staat recht als stekels, wenkbrauwen dik, baard en snor matig ontwikkeld, vaak weinig ondervacht middellangharig en langharig = o.a. al mogelijkheden sluik (recht en vlak, opverend, van het lichaam afstaand, gegolfd, gekruld, gekroesd, koord- of touwvacht pronk = langsheen de ruggengraat, van achter de schouders tot aan de heupen treft men een dubbele haarstrook aan waarvan de haren in een andere richting ingeplant staan als de omgevende vacht (ridgeback) kortharig glad = tegen de huid aanliggen kortharig stockharig = de deharen staan dicht op elkaar ingeplant en iedere haar staat recht en stijf kortharig langstockharig = vacht is langer en de haren staan niet altijd recht masker = snuit zwart eventueel ook het voorhoofd en oren zadel = wordt gevormd door 2 donkere min of meer V-vormige zones van donkere haren op een blekere basisvacht beiderzijds op de romp gelegen en op de rug samenkomend (mantel die kleiner is) mantel = een zadel dat zich verder uitstrekt naar voor (hals) en naar achter (lenden, eventueel kruis) zie foto herder. Scheurkiezen = voor het verbrijzelen van voedsel 4e kies bovenaan = P4 en 5e kies onderaan = M1 Wanneer heeft een hond zijn definitief gebit? = 6-7 maanden Tanggebit = uiteinden snijtanden op elkaar Schaargebit = de snijtanden van de bovenkaak glijden over die van de onderkaak, zonder het contact te verliezen (wel contact verliezen = varkensgebit)
Ingezonden op 03-08-2014 - 2379x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!