Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Examenwoorden
› 5 Alle basiswoorden VWO 5 Frans
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Examenwoorden
5 Alle basiswoorden VWO 5 Frans
Jaar 5 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
à cause de = door, wegens à condition que = op voorwaarde dat à deux = met zijn tweeën à l'approche de = bij de benadering van à la légère = oppervlakkig à la tombée = bij het vallen à partir de = vanaf à peine = nauwelijks à plusieurs reprises = herhaaldelijk à son compte = op zijn rekening à temps = bijtijds abandonné = in de steek gelaten abandonner = in de steek laten, opgeven aboutir à = uitlopen op accompagner = meegaan, vergezellen accomplir = verrichten accueillant = gastvrij accuser = beschuldigen actuel / actuellement = huidig, momenteel acueillir = ontvangen admettre = toegeven afficher = aankondigen, tonen, duidelijk laten zien affirmer = bevestigen, verklaren afin que = opdat aigu = scherp ailleurs = elders ainsi = zo, dus alerter = alarm slaan, waarschuwen alors = dan, dus apercevoir = zien, opmerken apparaître = verschijnen appartenir à = toebehoren aan appeler = roepen, oproepen, opbellen appeler au secours = om hulp roepen appuyer = (onder)steunen arriver à = erin slagen assis = zittend, gezeten assister à = bijwonen assurer = verzekeren attirer = aantrekken au bout de = aan het einde van au cours de = in de loop van, tijdens au moins = op zijn minst au pied de = aan de voet van au-dessus de = boven aucun, aucune = geen één augmenter = toenemen aujourd'hui = vandaag auparavant = tevoren auprès de = bij aussi ... que = even ... als autour de = rond, rondom avant = voor, vroeger avertir = waarschuwen avoir l'impression = de indruk hebben avoir l'intention de = van plan zijn te avoir peur = bang zijn avoir recours à = zijn toevlucht nemen tot baisser = verlagen, buigen, dalen bas = laag beaucoup = veel beaucoup plus grave = veel erger bien que = hoewel blesser = kwetsen,verwonden bouger = bewegen bouleverser = omverwerpen branché = hip, modern bref = kort, kortom briser = breken, verbreken c'est chacun pour soi = het is ieder voor zich c'est pourquoi = daarom c'est que = namelijk cacher = verbergen capable de = in staat om capturer = gevangennemen car = want causer = veroorzaken célébrer = vieren cesser = ophouden chaleureux = warm, hartelijk chasser = jagen, wegjagen, verjagen chaud = warm chez = bij choisir = kiezen collecter = verzamelen combattre = vechten comme = evenals, aangezien comme si = alsof comment = hoe commettre = begaan comparaître = (voor de rechtbank) verschijnen compter = rekenen condamner à mort = ter dood veroordelen conduire = leiden, besturen confier = toevertrouwen conseiller = aanraden considérer = beschouwen contenir = inhouden, bevatten continuer à = doorgaan met contre = tegen convenir = passen couper = snijden, doormidden breken court = kort couvrir de = bedekken met craindre = vrezen croiser = kruisen, tegenkomen cueillir = plukken cultivé(e) = ontwikkeld, beschaafd d'abord = eerst d'ailleurs = trouwens d'après = volgens d'où = waarvan dangereux = gevaarlijk davantage = meer de temps à autre = af en toe décider = beslissen déclarer = verklaren déclencher = veroorzaken découvrir = ontdekken, uitvinden décrire = beschrijven défier = uitdagen défini = bepaald, vastgesteld déjà = al demain = morgen dénoncer = aangeven, aan de kaak stellen dépenser = uitgeven déposer = neerzetten depuis = sinds, sindsdien derrière = achter dès = vanaf des milliers = duizenden descendre = afdalen, uitstappen déserter = weglopen (van), verlaten désigner = aanwijzen désormais = voortaan détester = een hekel hebben aan devenir = worden digne = waardig diminuer = verminderen diriger = besturen, beheren disparaître = verdwijnen donc = dus donner lieu à = aanleiding geven tot dont = waarvan dormir = slapen doux, douce = zacht du moment que = vanaf het ogenblik dat dur = hard durant = gedurende écologique = milieu- écouter = luisteren naar également = ook embarquer = instappen embarrasé = in verlegenheid gebracht empêcher = verhinderen employer = gebruiken emporter = meenemen en compagnie de = in gezelschap van en danger = in gevaar en face de = tegenover en fin de = aan het eind van en finir avec = een eind maken aan en moins = minder en moyenne = gemiddeld en pleine rue = midden op straat en plus = bovendien en poche = op zak en provenance de = afkomstig uit en tête-à-tête = onder vier ogen en vain = tevergeefs encore = nog, nog steeds encore = nog, nog steeds, alweer encourager = aanmoedigen endormir = inslapen enfermer = opsluiten engager = aansnijden, beginnen enseigner = leren, onderwijzen ensemble = samen ensuite = daarna, vervolgens enterrer = begraven entêté = koppig entraîner = meeslepen entre = tussen entrer en vigueur = in werking treden entretenir = onderhouden environ = ongeveer envisager = overwegen envoyer = sturen errant = zwervend essayer = proberen estimé = geschat éteindre = uitdoen, afzetten étonnant = verbazingwekkend étrange = vreemd être abandonné par = in de steek gelaten zijn door être acclamé = toegejuicht worden être attendu = verwacht worden être chargé de = belast zijn met être cloué au lit = aan bed gekluisterd zijn être en ligne = online zijn être exclu = uitgesloten zijn être mis en vente = te koop aangeboden worden être occupé = het druk hebben être placé = geplaatst zijn être prêt à = bereid zijn om être reconnu = (h)erkend worden étroit = smal, nauw éviter = vermijden exercer = uitoefenen exigeant = veeleisend exister = bestaan faire appel à = een beroep doen op faire disparaître = doen verdwijnen faire peur = bang maken fatal = dodelijk faussement = valselijk faux, fausse = fout, vals fidèle = trouw fleurir = bloeien fonctionner = werken forcément = noodzakelijkerwijs fort = sterk fou = gek fournir = leveren fragile = kwetsbaar frapper = kloppen, slaan fuir = vermijden, ontvluchten fumer = roken fut (être) = was futur = toekomstig gagner = winnen, verdienen gérer = leiden, managen glisser = glijden grâce à = dankzij grandir = groot worden grave = ernstig guérir = genezen hebdomadaire(ment) = wekelijks hésiter = aarzelen hier = gisteren hors d'usage = buiten gebruik humain = menselijk humilier = vernederen, uitschelden ici = hier ignorer = negeren, niet weten il y a = er is, er zijn, geleden il y a quelque temps = een tijdje geleden impensable = onvoorstelbaar imposer = opdringen inciter = aansporen inconnu = onbekend incroyable = ongelofelijk incurable = ongeneeslijk indiquer = aanwijzen inexpliqué = onverklaard injurier = uitschelden innombrable = talloos inoffensif = onschadelijk inoubliable = onvergetelijk inquiéter = ongerust maken interroger = ondervragen inverse = omgekeerd invraisemblable = onwaarschijnlijk irrésistible = onweerstaanbaar jamais = ooit juger = beoordelen juif, juive = joods jusqu'à = tot jusqu'à ce que = tot jusqu'à présent = tot nu toe justement = juist l'absence = de afwezigheid l'affaire = de zaak l'agricultuer = de landbouwer l'ambiance = de sfeer l'amélioration = de verbetering l'ampleur = de omvang l'amputation = de amputatie l'an = het jaar l'angoisse = de angst l'appel = de roep l'arrêt = de halte l'assurance = de verzekering l'attaque = de aanval l'avenir = de toekomst l'aversion = de afkeer l'écart = de kloof, het verschil l'éclat = de schittering, de pracht l'église = de kerk l'élection = de verkiezing l'employé = de beamte, de werknemer l'employeur = de werkgever l'emporter sur = de overhand krijgen over l'endroit = de plaats l'ennui = het probleem, de verveling l'enquête = het onderzoek l'enseignement = het onderwijs l'ensemble = het geheel l'entrée = de ingang l'entreprise = de onderneming l'environnement = het milieu l'époque = het tijdperk l'épouse = de echtgenote l'erreur = de fout, de vergissing l'escargot = de slak l'espace = de ruimte l'établissement = de instelling, de school l'étoile = de ster l'étranger = de vreemdeling l'évêque = de bisschop l'exception = de uitzondering l'excitation = de opwinding l'exécution = de terechtstelling l'exigence = de eis l'exil = de ballingschap l'existence = het bestaan l'héritage = de erfenis l'histoire = het verhaal l'hôpital = het ziekenhuis l'humanité = de mensheid l'île = het eiland l'immeuble = het gebouw l'infirmière = de verpleegster l'infortune = het ongeluk l'injustice = de onrechtvaardigheid l'innocence = de onschuldigheid l'internaute = de internetgebruiker l'interrogatoire = het verhoor l'investigation = het onderzoek l'objectif = het doel l'odeur = de geur l'oeuf = het ei l'oiseau = de vogel l'ombre = de schaduw l'or = het goud l'ordinateur = de computer l'organisme = de instelling l'univers = de wereld la baisse = de daling la balle = het balletje, de kogel la barrière = het hek la beauté = de schoonheid la boisson = het drankje la boîte = de doos la boîte de nuit = de nachtclub la bouche = de mond la boutique = het winkeltje la campagne = het platteland la cave = de kelder la certitude = de zekerheid la chaîne = de keten, de zender la chaleur = de warmte la chasse = de jacht la circonstance = de omstandigheid la clôture = de omheining la collaboration = de samenwerking la comdamnation = de veroordeling la commune = de gemeente la compagnie = het gezelschap la compréhension = het begrip la confiance = het vertrouwen la confirmation = de bevestiging la confusion = de verwarring la conversation = het gesprek la cour = de binnenplaats la crainte = de angst la crise de colère = de woedeuitbarsting la curiosité = de nieuwsgierigheid la déclaration = de verklaring la découverte = de ontdekking la digue = de dijk la disparition = de verdwijning la distance = de afstand la fatalité = het noodlot la fatigue = de vermoeidheid la fausse monnaie = het valse geld la femelle = het vrouwtje la fermeture = de sluiting la fête = het feest la foi = het geloof la force = de kracht la formation = de opleiding la fréquentation = het regelmatig bezoeken la fumée = de rook la gourmandise = de snoeplust la grâce = de elegantie, de genade la guerre = de oorlog la guerre civile = de burgeroorlog la haie = de heg la haine = de haat la jambe = het been la légitimité = de rechtvaardiging la lettre capitale = de hoofdletter la limitation = de beperking la loi = de wet la magie = de tovenarij la maladie = de ziekte la matière = het onderwerp, het vak la matinée = de ochtend la mauvaise herbe = het onkruid la méchanceté = de boosaardigheid la mémoire = het geheugen la menace = de bedreiging la mention = de vermelding la messagerie = de voicemail, het antwoordapparaat la mesure = de maatregel la mise en garde = de waarschuwing la misère = de armoede, de ellende la moindre difficulté = de minste moeite la moitié = de helft la mort = de dood la naissance = de geboorte la patience = het geduld la peur = de angst la pitié = het medelijden la pomme = de appel la population = de bevolking la présence = de aanwezigheid la preuve = het bewijs la prière = het gebed la prison = de gevangenis la profession = het beroep la proie = de prooi la racine = de wortel la règle = de regel la réserve = het reservaat la revanche = wraak la révolte = de opstand la rumeur = het gerucht la scène = het toneel la sécurité = de veiligheid la semaine passée = vorige week la semaine prochaine = volgende week la signification = de betekenis la situation = de situatie la soirée = de avond, het feest la somme = het bedrag la souris = de (computer)muis la subvention = de subsidie la succession = de opvolging la tache = de vlek la tête = het hoofd la thèse = de stelling la trace = het spoor la vache = de koe la vague = de golf la valise = de koffer la vente = de verkoop la victime = het slachtoffer la ville = de stad la violence = het geweld la visite = het bezoek la voile = het zeil la voisine = de buurvrouw là-bas = daarginds lâcher = loslaten, bezwijken laisser = laten le bac, le baccalauréat = het eindexamen le bâtiment = het gebouw le beur = de arabische allochtoon le bijou = het juweel le blessé = de gewonde le bonnet = de muts le boulot = het baantje le bras = de arm le bruit = het geluid le buisson = de struik le cabinet = het kantoor le camion = de vrachtwagen le cas = het geval le champ = het veld, het land le chiffre d'affaires = de omzet le chômage = de werkeloosheid le cimetière = het kerkhof le clavier = het toetsenbord le clochard = de zwerver le coeur = het hart le combat = de strijd le commerçant = de winkelier le commerce = de handel, de zaak le comportement = het gedrag le compte bancaire = de bankrekening le concitoyen = de medeburger le corps = het lichaam le cou = de nek le coup d'envoi = de aftrap le coup de couteau = de messteek le coupable = de schuldige le courage = de moed le courrier = de post le cours = de cursus, de les le cri = de schreeuw le croyant = de gelovige le découragement = de ontmoediging le départ = het vertrek le désespoir = de wanhoop le dessin = de tekening le développement = de ontwikkeling le divorce = de scheiding le doigt = de vinger le domicile = de woning le don = de gift le donneur de sang = de bloeddonor le dossier = de zaak le doute = de twijfel le fait = het feit le fauteuil = de armstoel le fer = het ijzer le fils = de zoon le fondateur = de oprichter le gendarme = de agent le genre = het soort le geste = het gebaar le goût = de smaak le hasard = het toeval le jardin = de tuin le journal = de krant le juge = de rechter le jugement = het vonnis le lapin = het konijn le lien = de band le loup = de wolf le malade = de zieke le malfaiteur = de boosdoener le manque de = het gebrek aan le mariage = het huwelijk le message = de boodschap le métier = het beroep le meurtre = de moord le miracle = het wonder le mort = de dode le mot = het woord le musulmane = de moslim le nain = de dwerg le nez = de neus le pape = de paus le passé = het verleden le patron = de baas, de werkgever le phénomène = het verschijnsel le piège = de valstrik, de val le pire = het ergste le plus souvent = meestal le poisson = de vis le pompier = de brandweerman le portable = het mobieltje le poste = de functie le poursuivant = de achtervolger le prétexte = het voorwendsel le prisonnier = de gevangene le procès = de rechtzaak, het proces le proverbe = het spreekwoord le quai = het perron le refuge = de schuilplaats le refus = de weigering le regard = de blik le regret = de spijt, het berouw le renard = de vos le repas = de maaltijd le réservoir = de tank le responsable = de verantwoordelijke le risque = het risico le sac = de tas le salaud = de schoft le sans-papier = de illegaal le sens de = het gevoel voor le serpent = de slang le silence = de stilte le site = de plek le solitaire = de eenling le son = het geluid le sondage = de enquête le soupçon = de verdenking le sourire = de glimlach le sujet = het onderwerp le suspect = de verdachte le tablier = het schort le taux = het gehalte, het percentage le témoin = de getuige le texto = het smsje le tiers-monde = de derde wereld le trésor = de schat le tribunal = de rechtbank le troupeau = de kudde le truc = het ding le tueur = de doder le vagabondage = het zwerversbestaan le veau = het kalf le vin = de wijn le visage = het gezicht le voile = de sluier, de hoofddoek le vol = de diefstal, de vlucht le volant = het stuur le volontaire = de vrijwilliger le wagon = het rijtuig légèrement = luchtig les actualités = het nieuws, het journaal les conditions de vie = de levensomstandigheden les données = de gegevens les herbes = het gras, de kruiden les impôts = de belastingen les restes = de overblijfselen les soucis = de zorgen limité = beperkt louche = verdacht, onguur louer = huren lumineux = lichtgevend maintenant = nu maintenir = handhaven mais = maar majoritaire = meerderheids- maladroit = onhandig mâle = mannelijk malgré = ondanks malin = ondeugend, slim, sluw manifestement = klaarblijkelijk manquer = gebrekken hebben aan marié = getrouwd méconnaissable = onherkenbaar méfiant = wantrouwig mélanger = mengen même = zelfs mener = leiden mener une enquête = een onderzoek uitvoeren mériter = verdienen mettre à part = terzijde leggen mettre au point = ontwikkelen mettre de l'argent de côté = geld opzijzetten minable = afzichtelijk mince = slank, dun moins = min, minder monter = opstaan, opzetten monter dans = instappen montrer = aantonen moqueur = spottend mortel = dodelijk mourir = doodgaan n'importe où = waar dan ook n'importe quoi = wat dan ook né = geboren ne ... guère = nauwelijks ne ... jamais = nooit ne ... plus = niet meer ne ... que = slechts ne plus faire confiance = niet meer vertrouwen ni ... ni = noch ... noch nier = ontkennen nommer = noemen non loin de = niet ver van nourrir = voeden obligatoire = verplicht obliger = verplichten observer = onderzoeken, observeren obtenir = krijgen,verkrijgen offert = aangeboden offrir = geven, aanbieden on naît avec = het is aangeboren oublier = vergeten ouvert = open ouvertement = openlijk ouvrir = openen par conséquent = bijgevolg, dientengevolge par contre = daarentegen par exemple = bijvoorbeeld parce que = omdat parcourir = afleggen (van een afstand) pareil(le) = dezelfde, hetzelfde parental = ouderlijk parfois = soms parmi = te midden van, onder participer à = deelnemen aan partout = overal pas grand-chose = niet veel passé = voorbij passer = doorbrengen patiemment = geduldig pendant = gedurende pénétrer = binnendringen perdre = verliezen perdre son temps = zijn tijd verliezen personne = niemand peser = wegen peu = weinig peu vraisemblable = niet erg waarschijnlijk peut-être = misschien plaire = behagen pleinement = volledig plus loin = verder plusieurs = meerdere poursuivre = achtervolgen pourtant = toch pousser = duwen précéder = voorafgaan précieux = kostbaar prédire = voorspellen prende une tournure = een wending nemen prendre la fuite = vluchten, op de vlucht slaan près de = naast présenter = voorstellen presque = bijna présumé(e) = vermoedelijke prétendre = beweren prévenir = voorkomen prévenu = gewaarschuwd prévu = gepland prier = bidden procéder = te werk gaan proposer = voorstellen propre = schoon, eigen prudent = voorzichtig puissant = sterk pur(e) = zuiver qualifier = bestempelen quelque temps = een poosje quelquefois = soms quitter = verlaten rapide = snel rarement = zelden rassuré = gerustgesteld ravi = verrukt ravissant = schitterend rayonnant = stralend rayonner = stralen réaliser = tot stand brengen recenser = tellen recevoir = krijgen reconnaître = erkennen récupérer = terugkrijgen réduire = beperken réel = werkelijk refuser = weigeren régulier = regelmatig remonter = teruggaan rempli = volbracht rendre visite à = bezoeken renseigner = inlichtingen geven reprende goût à = opnieuw de smaak te pakken krijgen reprendre = hervatten reprocher = verwijten réputé = beroemd résider dans = bestaan in, berusten op ressentir = voelen rester = blijven, overblijven résurgir = opduiken retenir = tegenhouden retourner = teruggaan réussir = slagen revenir = terugkomen revenir à = neerkomen op rêver = dromen riche = rijk rouler = rijden s'accrocher à = zich vastklampen aan s'apercevoir que = merken dat s'apprêter à = zich voorbereiden op s'éloigner = zich verwijderen s'en tirer = zich eruit redden s'ennuyer = zich vervelen s'entraîner = trainen s'établir = zich vestigen s'exprimer = zich uitdrukken s'imposer = zich opdringen s'inquiéter = zich ongerust maken saigner = bloeden sans = zonder sans crainte = zonder angst sans doute = zonder twijfel sans honte = zonder schaamte sans précédent = uniek, ongekend sauf = behalve sauter = springen sauvage = wild sauvagement = wild se balader = wandelen se cacher = zich verbergen se consacrer à = zich wijden aan se contenter de = zich tevreden stellen met se décontracter = zich ontspannen se dérouler = zich afspelen se dire = beweren te zijn se diriger vers = gaan in de richting van se faire prisonnier = zich gevangen laten nemen se faire voler = bestolen worden se lever = opstaan se mettre à = beginnen te se montrer = zich laten zien se présenter = zich vertonen se protéger = zich beschermen se rappeler = zich herinneren se rapprocher = naderbij komen se rendre à = gaan naar se reproduire = zich weer voordoen se réveiller = wakker worden se souvenir = zich herinneren se tenir à = zich houden aan se traîner = kruipen se tromper = zich vergissen se tuer = zich doden séduire = verleiden selon = volgens sensible = gevoelig sentir = voelen seul(e) = alleen si = als, jawel silencieusement = in stilte singulièrement = bijzonder sociable = gezellig soudain(e) = plotseling souffrir = lijden soulever = optillen soupçonner = verdenken souple = soepel sourire = glimlachen sous = onder sous prétexte de = onder voorwendsel van soutenir = steunen souvent = vaak stipuler = bedingen, bepalen stupéfait = stomverbaasd subi = ondergaan,geleden suffire = voldoende zijn suivi de = gevolgd door suivre = volgen sûr = zeker sur commande = op bestelling surgir = opduiken surprenant(e) = verbazingwekkend surtout = vooral survivre = overleven tant = zoveel, zozeer témoigner = getuigen tendre = (uit)strekken tendre les bras = de armen uitsteken tenir compte de = rekening houden met tenir le coup = volhouden tenter = proberen, pogen tenter sa chance = zijn kans wagen terminé = afgelopen tolérer = verdragen tomber = vallen touché = geraakt toucher = aanraken toujours = altijd tous = allemaal tous les jours = elke dag tout = alles tout de suite = onmiddellijk, meteen tout entier = in zijn geheel tout juste = zojuist tout le monde = iedereen traiter = behandelen traverser = oversteken, doorkruisen très = heel, erg trop = te, teveel trop près = te dichtbij trop tard = te laat tuer = doden un peu = een beetje vécu(e) = meegemaakt, beleefd vendre = verkopen véritable = echt vers = naar, rond verser = schenken voler = stelen, vliegen volontiers = graag vrai(ment) = echt,werkelijk
Ingezonden op 28-08-2014 - 1893x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!