Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Latijn en Grieks
› 1 Woordjes 1-50 Klas 4
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Latijn en Grieks
, deel per1
1 Woordjes 1-50 Klas 4
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
et=en, ook, zelfs futurus=zullende zijn / die zal zijn, toekomstig fore / futurum esse=zullen zijn qui, quae, quod (gen. cuius)= welk, wat voor een, die, dat in + acc= naar, tegen, tot in + abl=in, op, bij non=niet, geen hic, haec, hoc (gen. huis)= deze, dit, hij, zij, het hic=hier, nu ad + acc=naar; bij, tot sui (gen.)=zichzelf sibi=zichzelf inter se= onder elkaar, elkaar tu= jij, u sed = maar non modo … sed etiam= niet alleen … maar ook omnis, omne (gen. omnis)= geheel, ieder, elk omnes (gen. omnium) m/f= alle(n) omnia (gen. omnium) n= alle(s), alle dingen Amor vincit omina.= De liefde overwint alles. quis, quid (gen. cuius)= wie, wat quid= wat, waarom, iets si= als, of ego = ik a, ab, abs + abl.= van(af), sinds, door (bij het passivum) ab urbe condita= vanaf de stichting van de stad (Rome) ut + ind.= zoals, zodra ut primum + ind.= zodra ut + conj.= 1. opdat, om te, met de bedoeling dat, zodat, met het gevolg dat nec / neque= en niet, ook niet, noch nec … nec / neque … neque= noch … noch, niet … en ook niet possum, posse, potui= kunnen Legum serve sumus= Wij zijn slaven van de wet(ten) ut liberi esse possimus.= om vrij te kunnen zijn. ipse, ipsa, ipsum= (gen. ipsius) zelf, zelfs, vanzelf e, ex + abl.= uit, van … uit, tengevolge van cum + abl.= (samen) met (voorzetsel) cum + ind.= wanneer, toen, telkens wanneer cum + conj.= toen, omdat, hoewel cum … tum= niet alleen … maar ook, zowel … als vix= nauwelijks, met moeite suus, sua, suum= zijn/haar/hun (eigen) aut = of Aut bibat aut abeat. = Laat hem drinken of (anders) weggaan! magnus (comp. maior; sup. maximus)= groot maxime = zeer, vooral (bijwoord) facio, facěre, feci, factum= maken, doen, benoemen (tot), kiezen (tot) res, rei f = zaak, ding, gebeurtenis, macht Concordia res parvae crescunt.= Door eendracht worden kleine dingen groot. re (verā)= in werkelijkheid, echt res adversae, rerum adversarum f= tegenspoed Adversae res admonent religionem.= Tegenspoed spoort aan tot godsdienst(igheid). res familiaris, rei familiaris f= vermogen, geld res novae, rerum novarum f= revolutie, omwenteling res publica, rei publieke f= staat, republiek, algemeen belang
Ingezonden op 18-09-2014 - 1789x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
05-10-2015
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!