Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Grandes Lignes

1 La rentrée [Phrases clé+Vocabulaire]

Jaar 2 (havo/vwo)

Vocabulaire [1.1 t/m 1.4]
la rentrée = de eerste schooldag
qu'est-ce que = wat
passer = doorbrengen
été = geweest
faire du camping = kamperen
faire de la planche à voile = surfen
rencontrer = ontmoeten
rester = blijven
sous = onder
faire du ski nautique = waterskiën
racontrer = vertellen
eu = gehad
la carte postale = de ansichtkaart
pris = genomen
donc = dus
sans = zonder
le choix = de keus
dormir = slapen
faire la queue = in de rij staan
déprimant = deprimerend
parce que = omdat
finalement = ten slotte
ambiance = sfeer
plein de = veel
passer la nuit = de nacht doorbrengen
la caravane = de caravan
l'étoile = de ster
sauf = behalve
il pleut = het regent
dehors = buiten
il y a du monde = het is druk
les fournitures scolaires = de schoolspullen
le stylo = de pen
le taille-crayon = de puntenslijper
l'agenda = de agenda
un paire du ciseaux = een schaar
le classeur = een ordner
la règle = de liniaal
l'équerre = de geodriehoek
le cahier = het schrift
l'épreuve = de wedstrijd
le cyclisme = het wielrennen
comparer = vergelijken
la vainqueur = de winnaar
le maillot = de trui
le maillot à pois rouges = de bolletjestrui
comme ci, comma ca = zo zo
le cartable = de schooltas
le pays préféré = het favoriete land
défenir = omschrijven
je voudrais = ik zou graag willen
le chiffre = het cijfer

Phrases clé [bron E+J]
Tu es allé en Angleterre? = Ben je naar Engeland gegaan?
Où etes-vous allés? = Waar zijn jullie heen gegaan?
Tu as fait du camping? = Heb je gekampeerd?
Vous aves passé de bonnes vacances? = Hebben jullie een leuke vakantie gehad?
Qu'est-ce que tu as fait? = Wat heb je gedaan?
Non, je suis allé aux États-Unis. = Nee, ik ben naar de Verenigde Staten gegaan.
Nous sommes restés en France. = Wij zijn in Frankrijk gebleven.
Non, on a été dans un hotel. = Nee, we zijn in een hotel geweest.
Oui, vraiment super! = Ja, helemaal geweldig!
J'ai fait de la voile. = Ik heb gezeild.
Tu vas aux Pays-Bas? = Ga je naar Nederland?
Vous allez en Espagne? = Gaan jullie naar Spanje?
Tu habites à Poitiers? = Woon jij in Poitiers?
Quel est ton pays préféré? = Wat is je favoriete land?
Quelle est ta passion? = Wat is je lievelingshobby?
Tu as acheté des fournitures scolaires? = Heb je je schoolspullen gekocht?
Tu as un stylo? = Heb je een pen?
Oui, je vais à Amsterdam. = Ja, ik ga naar Amsterdam.
Non, nous alles en France. = Nee, wij gaan naar Frankrijk.
Non, j'habite à Lyon. = Nee, ik woon in Lyon.
C'est la France = Dat is Frankrijk.
Ma paisson, c'est le sport. = Mijn lievelingshobby is sporten.
Oui, j'ai acheté un cahier. Ja, ik heb een schrift gekocht.
Non, je n'ai pas de stylo. = Nee, ik heb geen pen.

Ingezonden op 12-10-2008 - 1273x bekeken.
Waardering 7.4 (aantal stemmen: 3)

voting system
1
2
3
4
5

Bij sommige woorden moet er een dakje boven de 'e', maar ik heb geen idee hoe je dat dakje op de computer maakt. Sorry.

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Grandes Lignes

1 La rentrée [Phrases clé+Vocabulaire]