Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
1e bachelor Dierkunde
› 2 Evolutie termen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
1e bachelor Dierkunde
2 Evolutie termen
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
evolutie = de verandering van eigenschappen en kenmerken van groepen organismen over verschillende generaties heen locus = plaats op gen maternale effecten = variatie die het moederdier, buiten het DNA om uitoefend op het uiteindelijke fenotype van haar nakomelingen (vb: shetland x shire) artificiele selectie = variatie die is ontstaan door ras'veredeling' door de mens wildtype = allel dat meest aanwezig is in populatie intermediair type = een mengvorm tussen 2 allelen: rood + wit = roze codominantie = zowel het kenmerk dat voor A1 codeert als voor A2 komt tot uiting (vb. bloedgroep AB) mutatie = het gevolg van niet gecorrigeerde schade aan het DNA, at random recombinatie = het door elkaar schudden en herverdelen van bestaande variatie door allelen tussen homologe chromosomen uit te wisselen. Vindt plaats tijdens de meiose Wet van Hardy Weinberg = in een stabiele oneindig grote en onveranderlijke populatie, waar alle individuen die verwekt worden later ook dezelfde ongelimiteerde kansen krijgen om zich voort te planten, zal de allelfrequentie over verschillende generaties heen onveranderd blijven (= anders dan bij evolutie) adaptie = een fenotypisch kenmerk dat door voortdurende selectie vanuit een set voorouderlijke kenmerken evolueerde tot een specifieke eigenschap voor de soort en optimaal beantwoordt aan de condities in welbepaalde omgeving exaptatie = een fenotypisch kenmerk dat er al was en nu ook geschikt blijkt te zijn voor andere functie (vb. veren vogels eerst voor warmte, nu ook voor vliegen) directionele selectie = bij directionele selectie zijn de individuen aan 1 kant fitter waardoor ze na verschillende generaties het gemiddelde hebben doen opschuiven. dit gebeurt veel door artificiele selectie (vb. koeien hoogste melkproductie, snelste renpaard etc. ) stabiliserende selectie = bij een stabiliserende selectie is er een selectie van de extremen. Het geboortewicht is hier een voorbeeld van; een te klein kind is te zwak, een te groot kind kan niet naar buiten komen.
Ingezonden op 29-09-2014 - 2834x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!