Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Alles im Griff, deel 1

1 Schulfrei. Tote Hose? Aber nein!

Jaar 5 (aso)

de vakantie = die Ferien/ der Urlaub
de vakantiedag = der Ferientag/ der Urlaubstag
vakantie hebben = Ferien/ Urlaub machen
de vrije tijd = die Freizeit
de vrije tijd = der Feierabend
de feestdag* = der Feiertag(e)
kerstmis = Weihnachten
Pasen = Ostern
het uitstapje* = der Ausflug(¨e)
de discotheek* = die Disko(s)
het concert* = das Konzert(e)
het pretpark = der Freizeitpark
de kroeg* = die Kneipe(n)
de bioscoop* = das Kino(s)
de zee = das Meer
de tentoonstelling* = die Ausstellung(en)
luieren = faulenzen
babbelen = reden/ plaudern
blokken = pauken
flaneren = bummeln
ontspannend = erholsam
vermoeiend = anstrengend
avontuurlijk = abenteuerlich
saai = langweilig
leuk = toll
reuze, fantastisch = riesig
goedkoop = billig
het geld waard = preiswert
duur = teuer
langzaam, traag = langsam
vlug= schnell
's morgens = morgens/ am Morgen
's middag = mittags/ am Mittag
's avonds= abends/ am Abend

de stiptheid = die Pünktlichkeit
het vliegtuig* = das Flugzeug(e)
de luchthaven = der Flughafen
de luchtvaartmaatschappij = die Fluggesellschaft
het vertrek van het vliegtuig = der Abflug
de aankomst = die Ankunft
de vlucht = der Flug
de bus* = der Bus(se)
de wagen = der Wagen
de bromfiets = das Moped
de snorfiets = das Mofa
de motor(fiets) = das Motorrad
liften = trampen
de lifter* = der Tramper(-)
het hotel* = das Hotel(s)
de éénpersoonskamer* = das Einzelzimmer(-)
de tweepersoonskamer* = das Doppelzimmer(-)
het weer = das Wetter
het weerbericht* = der Wetterbericht(e)
de weersvoorspelling* = die Wettervorhersage(n)
de zon = die Sonne
de wolk = die Wolke(n)
de regen = der Regen
de regenbui* = der Schauer(-)
de sneeuw = der Schnee
de wind = der Wind
de storm* = der Sturm(¨e)
de nevel, de mist = der Nebel
het onweer* = das Gewitter(-)
de vrieskou, de vorst = der Frost
de temperatuur* = die Temperatur(en)
de ijzel = das Glatteis
de kou(de) = die Kälte
de hitte, de warmpte = die Hitze
het regent = es regnet
het vriest = is friert
het stormt = es stürmt
het onweert = es gewittert
het sneeuwt = es schneit
het waait = es weht
het dooit = es taut
koud= kalt
warm = warm
heet = heiss
zonnig = sonnig
helder = heiter
bewolkt = wolkig/ bewölkt
nevelig = nebelig
werken = jobben/ arbeiten
de vakantiejob* = der Ferienjob(s)
het werk = die Arbeit
het zakgeld = das Taschengeld
het geld = die Kohle/ die Knete
de spaarrekening = das Sparkonto
de gsm* = das Handy(s)

Ingezonden op 11-10-2014 - 1157x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Bij de Nederlandse woorden staat er soms een * bij, het is de bedoeling om dan ook tussen haakjes de meervoudsvorm te zetten.

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Alles im Griff, deel 1

1 Schulfrei. Tote Hose? Aber nein!