Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
5D ‹3 trimpie
› 0 Duits: Voc Kapitel 1
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
5D ‹3 trimpie
0 Duits: Voc Kapitel 1
Jaar 5 (aso)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
das Angebot = aanbieding die Angebote = aanbiedingen die Aktivität = activiteit die Aktivitäten = activiteiten das Auto = auto die Autos = autos der Badeanzug = badpak die Badeanzüge = badpakken grillen = barbecueën wichtig = belangrijk gefallen = bevallen die Sehenswürdigkeiten = bezienswaardigheden die Sehenswürdigkeit = bezienswaardigheid der Besucher = bezoeker die Besucher = bezoekers das Ausland = buitenland der Campingplatz = camping die Campingplätze = campings der Campingwagen = caravan die Campingwagen = caravans das Konzert = concert die Konzerte = concerten kulinarisch = culinair die Kulturen = culturen die Kultur = cultuur das Mittelmeer = de Middellandse Zee die Sonne = de zon blöd = dom, idioot teuer = duur die Insel = eiland die Inseln = eilanden der Eintritt = entree, toegang die Familie = familie die Familien = familie die Party = feestje, fuif die Partys = feestjes, fuiven der Prospekt = folder die Prospekte = folders getrennt = gedeeld glücklich = gelukkig bequem = gemakkelijk, comfortabel gemeinsam = gemeenschappelijk genieBen = genieten genug = genoeg familienfreundlich = gezinsvriendelijk billig = goedkoop heiB = heet die Jugendherberge = jeugdherberg die Jugendherbergen = jeugdherbergen der Jungendverein; der Jugendverein = jeugdvereniging die Jugendvereine = jeugdverenigingen der Jugendliche = jongere die Jugendlchen; die Jugendlichen = jongeren zelten = kamperen spitze = keigoed, gaaf die Umkleidekabine = kleedhokje die Umkleidekabinen = kleedhokjes die Landschaft = landschap die Landschaften = landschappen die Liegewiese = ligweide die Liegewiesen = ligweides das SchlieBfach = locker die SchlieBfächer = lockers die Luftmatratze = luchtmatras die Luftmatratzen = luchtmatrassen faulenzen = luieren der Luxus = luxe der See = meer der Badesee = meer met zandstrand die Seen = meren die Badeseen = meren met zandstranden ermäBigt = met korting nackt = naakt die Natur = natuur unwichtig = onbelangrijk unglücklich = ongelukkig unbequem = ongemakkelijk, oncomfortabel frühstücken = ontbjten treffen = ontmoeten, zien das Freibad = openluchtbad die Freibäder = openluchtbaden übernachten = overnachten der Park = park die Parke; die Parks = parken der SpaB = plezier der Freizeitpark = pretpark die Freizeitparks = pretparken sauber = proper das Reiseziel = reisdoel die Reiseziele = reisdoelen reisen = reizen rudern = roeien duften = ruiken die Sanitäranlagen = sanitaire installatie der Schatten = schaduw schlafen = slapen der Sport = sport die Sportarten = sporten das Sprungbrett = springplank die Sprungbretter = springplanken der Sprungturm = springtoren die Sprungtürme = springtorens doof = stom der Strand = strand die Strände = stranden das Zelt = tent die Zelte = tenten geil = tof toll = tof, leuk die Toilette = toilet die Toiletten = toiletten der Zug = trein die Züge = treinen die Wanderung = trektocht die Wanderungen = trektochten ausgehen = uitgaan ausschlafen = uitslapen der Ausflug = uitstap die Ausflüge = uitstappen die Ferien = vakantie der Urlaub = vakantie/reis der Urlauber = vakantieganger die Urlauver = vakantiegangers der Ferienjob = vakantiejob die Ferienjobs = vakantiejobs das Urlaubsland = vakantieland die Urlaubsländer = vakantielanden der Aufenthalt = verblijf die Aufenthalte = verblijven sich verlieben in = verliefd worden op langweilig = vervelend das Flugzeug = vliegtuig die Flugzeuge = vliegtuigen schmutzig = vuil sich erholen = zich ontspannen der Sommer = zomer die Sommers; die Sommer = zomers das Becken = zwembad das Schwimmbad; der Becken = zwembad die Becken; die Schwimmbäder = zwembaden die Schwimmbäder = zwembaden die Badehose = zwembroek die Badehosen = zwembroeken baden = zwemmen der Badebereich = zwemzone die Badebereiche = zwemzones der Gegenstand = voorwerp die Gegenstände = voorwerpen der Pullover = trui die Pullover = truien der Rasierapparat = scheerapparaat die Rasierapparate = scheerapparaten der Regenschirm = paraplu die Regenschirme = paraplus der Reisepass = reispas die Reisepässe = reispassen der Schuh = schoen die Schuhe = schoenen die Batterie = batterij die Batterien = batterijen die Hose = broek die Hosen = broeken die Jacke = jas die Jacken = jassen die Sonnenbrille = zonnebril die Sonnenbrillen = zonnebrillen die Sonnencreme = zonnecrème die Sonnencremes = zonnecrèmes die Zahnbürste = tandenborstel die Zahnbürsten = tandenborstels das Duschgel = douchegel die Duschgels = douchegels das Fieber = koorts das Handy = gsm die Handys = gsms das Medikament = geneesmiddel die Medikamente = geneesmiddelen das Mittel = middel die Mittel = middels das Parfum = parfum die Parfums = parfums das Shampoo = shampoo die Shampoos = schampoos das Ticket = ticket die Tickets = tickets einpacken, packte ein, eingepackt, packt ein = inpakken mitnehmen, nahm mit, mitgenommen, nimmt mit = meenemen blau = blauw froh = blij gelb = geel grün = groen rot = rood weiB = wit schwarz = zwart drauBen = buiten irgendwo = ergens der Einkaufsbummel = wandeling lans de winkels der Tagesausflug = daguitstap die Tageausflüge; die Tagesausflüge = daguitstappen die Bäckerei = bakkerij die Bäckereien = bakkerijen die Freizeit = vrije tijd die Gitarre = gitaar die Gitarre = gitaren die Naturwanderung = trektocht in de natuur die Naturwanderungen = trektochten in de natuur das Gebäude = gebouw die Gebäude = gebouwen das Klavier; die Klavier = piano die Klaviere; das Klavier = piano das Musikinstrument = muziekinstrument die Musikinstrumente = muziekinstrumenten arbeiten, arbeitete, gearbeitet, arbeitet = werken besuchen, besuchte, besucht, besucht = bezoeken fotografieren, fotografierte, fotografiert, fotografiert = fotograferen liegen, lag, gelegen, liegt = liggen mieten, mietete, gemietet, mietet = huren wohnen, wohnte, gewohnt, wohnt = wonen, verblijven der Urlaubsort = vakantieoord die Urlaubsorte = vakantieoorden die StraBenbahn = tram die StraBenbahnen = trams das Lagerfeuer = kampvuur die Lagerfeuer = kampvuren aufräumen, räumte auf, aufgeräumt, räumt auf = opruimen aufstehen, stand auf, aufgestanden, steht aus; aufstehen, stand auf, aufgestanden, steht auf = opstaan aussteigen, stieg aus, ausgestiegen, steigt aus = uitstappen einsteigen, stieg ein, eingestiegen, steigt ein = instappen enden, endete, geendet, endet = eindigen, stoppen essen, aB, gegessen, isst = eten fliegen, flog, geflogen, fliegt = vliegen gehen, ging, gegangen, geht = gaan halten, hielt, gehalten, hält = vasthouden hören, hörte, gehört, hört = horen kaufen, kaufte, gekauft, kauft = kopen kochen, kochte, gekocht, kocht = koken küssen, küste, geküsst, küsst = kussen lernen, lernte, gelernt, lernt = leren regnen, regnete, geregnet, regnet = regenen schreiben, schrieb, geschrieben, scheibt; schreiben, schieb, geschrieben, schreibt = schrijven schwimmen, schwamm, geschwommen, schwimmt = zwemmen sich sonnen, sonnte, gesonnt, sonnt = zonnen spazieren, spazierte, gespaziert, spaziert = wandelen spielen, spielte, gespielt, spielt = spelen telefonieren, telefonierte, getelefoniert, telefoniert = telefoneren treiben, trieb, getreiben, treibt = beoefenen verpassen, verpasste, verpassst, verpasst = missen verstehen, verstand, verstanden; verstehen, verstand, verstanden, verstande = verstaan wandern, wanderte, gewandert, wandert = een trektocht maken Genf = Genève Mailand = Milaan Nizza = Nice Paris = Parijs Venedig = Venetië Wien = Wenen die Jugendbewegung = jeugdbeweging die Jugendbewegungen = jeugdbewegingen passieren, passierte, passiert, passiert = gebeuren lustig = grappig, vrolijk der Hammer sein = geweldig an die Küste fahren = naar de kust rijden an die Nordsee fahren = naar de Noordzee rijden in die Schweiz fahren = naar Zwitserland gaan in die Türkei fahren = naar Turkije gaan in die Kneipe gehen = naar de kroeg gaan ans Meer fahren = naar de zee gaan ins Freibad gehen = naar het openluchtbad gaan ins Konzert gehen = naar een concert gaan ins Schwimmbad gehen = naar het zwembad gaan auf ein Musikfestival gehen = naar een muziekfestival gaan in die Berge fahren = naar de bergen gaan in die Niederlande fahren = naar Nederland gaan in die USA fliegen = naar de VS vliegen in die Vereinigten Staten fahren = naar Amerika gaan nach Italien fahren = naar Italië gaan zu Hause bleiben = thuisblijven auf Reisen gehen = op reis gaan Freunde treffen = vrienden ontmoeten gute Laune habe = goedgehumeurd zijn
Ingezonden op 08-11-2014 - 2370x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
20-11-2014
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!