Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Eigen methodes van het Stedelijk Gymnasium Haarlem
› 0 Geschiedenis klas 4 - Kenmerkende aspecten van tijdvak 1 t/m 10
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Eigen methodes van het Stedelijk Gymnasium Haarlem
, deel 1
0 Geschiedenis klas 4 - Kenmerkende aspecten van tijdvak 1 t/m 10
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Tijdvak 1 1 = De levenswijze van jagers-verzamelaars. 2 = Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen. 3 = Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen. Tijdvak 2 4 = De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat. 5 = De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur. 6 = De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde. 7 = De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noord-west-Europa. 8 = De ontwikkeling van het christendom en jodendom als eerste monotheïstische godsdiensten. Tijdvak 3 9 = De verspreiding van het christendom in geheel Europa. 10 = Het ontstaan en de verspreiding van de islam. 11 = De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid. 12 = Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur. Tijdvak 4 13 = De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving. 14 = De opkomst van stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden. 15 = Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke of de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben. 16 = De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere inde vorm van kruistochten. 17 = Het begin van staatsvorming en centralisatie. Tijdvak 5 18 = Het begin van de Europese overzeese expansie. 19 en 20 = Hernieuwde belangstelling voor het erfgoed van de klassieke oudheid, een veranderd mens- en wereldbeeld en nieuwe wetenschappelijke belangstelling.' 21 = De protestantse reformatie leidde tot splitsing van de christelijke kerk in West-Europa. 22 = Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat. Tijdvak 6 23 = Het streven van vorsten naar absolute macht. 24 = De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse republiek. 25 = Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie. 26 = De wetenschappelijke revolutie. Tijdvak 7 27 = Rationeel optimisme en 'verlicht denken' dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, economie en sociale verhoudingen. 28 = Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme) 29 = Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme. 30 = De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap. Tijdvak 8 31 = De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving. 32 = Discussies over de 'sociale kwestie'. 33 = De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie. 34 = De opkomst van emancipatiebewegingen. 35 = Voortschrijdende democratisering met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces. 36 = De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme. Tijdvak 9 37 = De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie. 38 = Het in praktijk brengen van de totalitaire politieke ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme. 39 = De crisis van het wereldkapitalisme. 40 = Het voeren van twee wereldoorlogen. 41 = Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de Joden. 42 = De Duitse bezetting van Nederland. 43 = Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering. 44 = Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme. Tijdvak 10 45 = De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomootlog. 46 = De dekolonisatie die een eind maakt aan de westerse hegemonie in de wereld. 47 = De eenwording van Europa. 48 = De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen. 49 = De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen.
Ingezonden op 11-11-2014 - 1501x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
13-11-2014
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!