Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Kontext Duits
› 1 Kopen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Kontext Duits
1 Kopen
Jaar 6 (hbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
de actie = die Aktion aanbieden = anbieten in de rij staan = anstehen uitzoeken = aussuchen de keus = die Auswahl betalen (b) = bezahlen bieden = bieten kopen, boodschappen doen, winkelen = einkaufen winkelen = Einkaufsbummel het winkelcentrum = das Einkaufszentrum aanbevelen = empfehlen doen, afdoen, afhandelen = erledigen de kassa = die Kasse de krat = der Kasten kopen = kaufen de koper = der Käufer het warenhuis = das Kaufhaus de kist, de krat = die Kiste de klant = der Kunde de lijst = die Liste de markt = der Markt meenemen = mitnehmen de zak = der Sack de etalage = das Schaufenster de rij = die Schlange de zak, het zakje = die Tüte over, overig = übrig de verkoop = der Verkauf verkopen = verkaufen betalen (z) = zahlen teruggeven = zurückgeben passend, adequaat = angemessen beleggen, investeren = anlegen uitgeven = ausgeben voldoende zijn = ausreichen de bank = die Bank de betaalkaart = die Bankkarte contant = bar het bedrag = der Betrag bedragen = betragen goedkoop = billig verhogen = erhöhen de euro = der Euro de financiën = die Finanzen financieel = finanziell de (Zwitsere) frank = der Franken het geld = das Geld goed, gunstig, voordelig = günstig pinnen = mit Karte zahlen de (bank)rekening = das Konto kosten = kosten kosteloos, gratis (k) = kostenlos de creditcard = die Kreditkarte van af zijn, kwijt zijn = los de munt = die Münze het internetbankieren = das Onlinebanking de prijs = der Preis de rekening = die Rechnung reduceren, goedkoper maken = reduzieren het (bank)biljet = der Schein de schuld = die Schuld sparen = sparen stijgen = steigen duur = teuer (geld) overmaken = überweisen gratis (u) = umsonst beschikken over = verfügen vergelijken = vergleichen de waarde = der Wert tellen = zählen de aanbiede, de provider = der Anbieter de aanbieding = das Angebot de branche = die Branche ontvangen, verdienen, omzet maken = einnehmen de korting = die Ermäßigung openen, beginnen = eröffnen uitbreiden, vergroten = erweitern de zaak, de winkel = das Geschäft de winst = der Gewinn oprichten, stichten = gründen handelen, handel drijven = handeln de concurrentie = die Konkurrenz de winkel = der Laden het magazijn, de opslag = das Lager het merk = die Marke de vraag (naar waren of diensten) = die Nachfrage niet duur, goedkoop = preiswert het product = das Produkt de folder, de brochure = der Prospekt de kwitantie, de bon = die Quittung geven, schenken (voor een goed doel) = spenden de belasting = die Steuer ruilen = tauschen de omzet = der Umsatz het verlies = der Verlust de (koop)waar, de goederen = die Ware dicht = zu passen = anprobieren aantrekken = anziehen de mouw = der Ärmel uittrekken = ausziehen de katoen = die Baumwolle de (dames)blouse = die Bluse echt = echt fijn = fein goud = das Gold de maat, de grootte = die Größe het overhemd = das Hemd de broek = die Hose de hoed = der Hut het jack, het jasje, het vest = die Jacke de spijkerbroek, de jeans = die Jeans de ketting = die Kette de jurk, de japon = das Kleid de kleding = die Kleidung de kunststof, het plastic = der Kunststoff het leer = das Leder het gat = das Loch de mantel, de jas = der Mantel het materiaal = das Material de pet, de muts = die Mütze het paar = das Paar passen = passen de trui = der Pullover de kwaliteit = die Qualität scheuren = reißen de ring = der Ring de rok = der Rock de sjaal = der Schal de sieraden, de versiering = der Schmuck vuil = schmutzig de schoen = der Schuh het zilver = das Silber de laars = der Stiefel de stof = der Stoff het T-shirt = das T-shirt de zak, de tas = die Tasche dragen = tragen de gymschoen = der Turnschuh de wol = die Wolle
Ingezonden op 29-11-2014 - 1565x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
30-11-2014
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!