Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Hermaion
› 30 Woordjes 30, 31, 32
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Hermaion
, deel 3
30 Woordjes 30, 31, 32
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
vivus = levend; in leven certare = strijden; twisten over uter = welk; welke; welk van beide; welk van beiden; welke van beide; welke van beiden; wie van beide; wie van beiden repetere = terugeisen; opeisen; herhalen convocare = bijeenroepen spes = hoop; verwachting decipere = bedriegen uterque = elk; elk van beide; elk van beiden sepelire = begraven proicere = werpen voor; prijsgeven prohibere = verhinderen; verhinderen dat; tegenhouden; beletten noctu = 's nachts audere = durven; wagen edictum = bevel; verordening humus = aarde; grond; bodem tegere = bedekken custodire = bewaken; passen op deducere = wegvoeren; wegleiden; leiden naar; brengen naar praeceptum = bevel; voorschrift contemnere = verachten; minachten resistere = weerstand bieden; zich verzetten impedire = verhinderen; verhinderen dat; hinderen; belemmeren sepulcrum = graf aperire = openen expetere = streven naar; zoeken; wensen; verlangen dolor = smart; verdriet; pijn absumere = verbruiken; vernietigen; verteren propinquus = naburig; nabijgelegen; verwant; familielid Romae = in Rome; in rome industria = ijver; toewijding potentia = kracht; macht mensa = tafel ingenium = 1.aard; aanleg; 2.verstand; talent vitium = fout; gebrek; schade cibus = voedsel; eten; gerecht pulchritudo {pulchritudinis V} = schoonheid salus {salutis V} = 1.gezondheid; redding; 2.redding; veiligheid sermo {sermonis M} = gesprek; taal maiestas {maiestatis V} = aanzien; hoogheid magnitudo {magnitudinis V} = grootte voluptas {voluptatis V} = genoegen; genot servitus {servitutis V} = slavernij dominatus {dominatus} = heerschappij ferus = wild; onbehouwen; ruw barbarus = barbaar; vreemdeling eximius = uitzonderlijk; uitstekend fortunatus = gelukkig tantus ... quantus = zoveel ... als dives {divitis} = rijk idem/eadem/idem = dezelfde; hetzelfde commemorare = vermelden; spreken over collocare = plaatsen; leggen; zetten ministrare = 1.bedienen; serveren; 2.geven; verschaffen constare = 1.bestaan; vaststaan 2.bekend zijn; kosten demonstrare = tonen; bewijzen pendere = hangen committere = toevertrouwen consistere = gaan staan; blijven staan; plaatsnemen cognoscere = 1.leren kennen; vernemen; 2.merken; opmerken; herkennen; 3.onderzoeken; ontdekken porrigere = uitstrekken; aanreiken verba facere {io-groep} = spreken; een rede houden aspicere {io-groep} = kijken naar; zien; aanzien necesse est = het is nodig quidem = 1.zeker; ongetwijfeld; stellig; inderdaad; 2.althans; tenminste; in elk geval idemque = en ook; en tegelijk quoniam = aangezien; omdat disciplina = onderwijs; leer amicitia = vriendschap exemplum = voorbeeld dictum = woord; uitspraak factum = daad; handeling peregrinus = vreemdeling aetas {aetatis V} = 1.tijd; tijdperk; leven; 2.leeftijd res publica = staat; republiek iucundus = aangenaam futurus = toekomstig; aanstaand ullus, ulla, ullum = een (of ander); enig popularis = van het volk; volks- verisimilis = waarschijnlijk vetare = verbieden pf vetare = vetui, vetitus dubitare = 1.twijfelen; betwijfelen; 2.aarzelen; weifelen existimare = 1.schatten; beoordelen; oordelen; 2.houden voor; menen desiderare = verlangen affirmare = 1.verzekeren; beweren; 2.bevestigen; versterken gerere = 1.dragen; doen; 2.leiden; sturen; besturen expellere = verdrijven; wegjagen addere = toevoegen suspicere = argwanend bekijken; verdenken inspicere = bekijken; inspecteren prodesse = voordelig zijn; nuttig zijn immo (vero) = nee integendeel; ja zelfs potius = eerder; liever propterea qoud = daarom; omdat quia = omdat; aangezien plerumque = meestal praesertim = vooral; met name quisquam, quicquam = iemand; iets aliquis, aliquid = iemand; iets aliqui, -quae, -qoud = een; een of ander quis, quid = iemand; iets qui, quae, quod = een of ander
Ingezonden op 30-11-2014 - 676x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!