Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Woordjesgurls
› 1 Le logement:
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Woordjesgurls
, deel 1
1 Le logement:
Jaar 6 (aso)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
un conciërge = een conciërge une résidence = een verblijfplaats une façade = een gevel un balcon = een balkon un vestiaire = een vestiaire un intérieur = een interieur un living = een woonkamer un plafond = een plafond un parquet = een parketvloer un buffet = een dressoir {lage kast} un dressoir = een aanrecht un divan = een divan un fauteuil = een stoel met armsteunen un sofa = een zitbank; een zetel la faïence = de wandtegel le luxe = de luxe le confort = het comfort confortable = comfortabel une douche = een douche le sanitaire = het sanitair une terrasse = een terras une véranda = een veranda un seuil = een drempel une entrée = een hal un portemanteau = een kapstok; een klerenstandaard un couloir; un corridor = een gang une salle à manger = een eetkamer une nappe = een tafellaken une salle de séjour; un séjour = een woonkamer une cheminée = een schouw un feu ouvert = een open haart un meuble = een meubel une lampe = een lamp un tapis = een tapijt une moquette = een vast tapijt un cendrier = een asbak un vase = een vaas une chambre à coucher = een slaapkamer un drap = een laken un oreiller = een hoofdkussen une couverture = een deken une garde-robe = een kleerkast un réveil = een wekker les toilettes = het toilet un bain = een bad un miroir; une glace = een spiegel un lavabo = een wastafel un sèche-cheveux = een haardroger un peigne = een kam une cuisine = een keuken un réfrigérateur; un frigo = een koelkast un congélateur = een diepvries un four = een oven une casserole = een kookpot met steel un mixer = een mixer un grille-pain = een broodrooster un ouvre-bouteille = een flesopener une ouvre-boîte = een blikopener un évier = een gootsteen; een spoelbak la vaisselle = de vaat un lave-vaisselle = een vaatwasmachine une machine à laver = een wasmachine les ciseaux = de schaar une paire de ciseaux = een schaar une corbeille à papier = een papiermand une étagère = een (boeken)rek un débarras = een berghok un aspirateur = een stofzuiger les ordures = het vuilnis une poubelle = een vuilnisbak une échelle = een ladder un escalier = een trap un palier = een overloop une cave = een kelder un grenier = een zolder un toit = een dak les fondations = de grondvesten une cabane = een hut un banc = een bank un bidonville = een sloppenwijk le logement = de huisvesting un logement = een woning un studio = een studio un étage = een verdieping un immeuble = een flatgebouw une tour = een torenflat la tour = de toren une marche = een trede un ascenseur = een lift louer = huren le loyer = de huurprijs louer = verhuren le locataire = de huurder posséder = bezitten les possessions = de bezittingen une propriété = een eigendom le propiétaire = de eigenaar appartenir à = toebehoren aan; eigendom zijn van un habitant = een bewoner; een inwoner une allée = een oprit habiter = wonen déménager = verhuizen le déménagement = de verhuizing arranger = inrichten ménager = huishoudelijke un pavillon = een huisje met tuintje une pièce = een vertrek; een kamer le chauffage = de verwarming une grille = een hek; een metalen omheining fermer à clé = op slot doen la clé sur la serrure = de sleutel op het slot la boîte aux lettres = de brievenbus meublé = gemeubeld le rez-de-chaussée = de benedenverdieping le sol = de grond; de vloer un siège = een zetel; een stoel un coussin = een kussen un ordre = een orde le désordre = de wanorde rangé = ordelijk; op zijn plaats le chaos = de chaos la poussière = het stof ranger = opruimen une fuite = een lek une conduite = een leiding bouché = verstopt déboucer = ontstoppen tapisser = behangen un tapissier = een behanger un décorateur = een decorateur décorer = schilderen en behangen la décoration = de decoratie; de inrichting des rideaux = gordijnen le papier peint = het behangpapier des appareils = apparaten les plombs; les fusibles = de zekeringen brancher = aansluiten la fiche = de stekker la prise de courant = het stopcontact le fil = de draad une rallonge = een verlengkabel le tiroir = de lade l’éclairage = de verlichting éclairer = verlichten l’interrupteur = de schakelaar la fenêtre = het venster la vitre = de ruit la poignée = het handvat; de kruk; de klink un robinet = een kraantje la lessive = de was les murs ont des oreilles = de muren hebben oren
Ingezonden op 30-11-2014 - 598x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
01-12-2014
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!