Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
5D ‹3 trimpie
› 2 Frans: Voc de la nouriture (bundel)
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
5D ‹3 trimpie
2 Frans: Voc de la nouriture (bundel)
Jaar 5 (aso)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
à la broche = aan het spit à point = iets doorbakken a un gout de = smaakt naar agrum = bitter ajoutez-y = voeg erbij avaler = binnenslokken avaler = inslikken bien cuit = goed doorbakken bleu = bijna rauw ça pue = het stinkt conserven = concerves conserver = bewaren cru = rauw cuire = bakken, braden cuit = klaargemaakt de la moutarde = mosterd de la viande = vlees de l'ail = look de l'eau gazeuse = spuitwater de l'eau minérale = mineraalwater de veau = kalfsvlees des crudités = rauwkost des épinards = spinazie des fruits = het fruit des haricots verts = boontjes des légumes = de groenten des morceaux = hapjes des petits pois = erwtjes des spaghettis = de spaghetti digérer = verteren du blé = uit koren, graan, tarwe du boeuf = rundsvlees du foie = lever du jambon = hesp, ham du miel = honing du mouton = schapenvlees du poisson = uit vis du poivre = peper du porc = varkensvlees du riz = uit rijst du sel = zout du vin = wijn dur = harde fondre = smelten frais, fraise = vers gras = vet grillé, grillée = geroosterd het verbruik = la consommation la baguette = het stokbrood la banane = de banaan la bière = het bier la boisson non alcoolisée = frisdrank la bougie = de kaars la bouteille = de fles la cafetière = de koffiekom la carotte = de wortel la cerise = de kers la chair = het vruchtvlees la chaise = de stoel la châtainge de marron = de kastanje la citrouille = de pompoen la confiture = de confituur la côtelette = de rib la coupe = de schaal la courgette = de courget la crème = de room la crème chantilly = de slagroom la crêpe = de pannenkoek la cuiller = de lepel la cuiller a café = de koffielepel la cuiller a soupe = de soeplepel la cuillère = de lepel la cuisinière = het fornuis la cuisinière = het vuur la datte = de dadel la faim = de honger la famine = de hongersnood la farine = de bloem la feuille = het blad la figue = de vijg la fourchette = de vork la fraise = de aardbei la framboise = de framboos la gaufre = de wafel la glace = het ijs la gousse d'aïl = het teentje look la hotte = de dampkap la laitue = de kropsla la limonade = de limonade la mandarine = de mandarijn la mangue = de mango la margarine = de margarine la margarine = smeerboter la marmite = de kookpot la mayonnaise = de mayonaise la micro-onde = de microgolfoven la moque = een mol la mûre = de braambes la nappe = het tafelkleed la nectarine = de nectarien la noix = de noot la paille = het rietje la pâte = de pasta la pâte à tartiner au chocolat = choco la pêche = de perzik la pelure = de schil la planche à découper = de snijplank la poêle = de braadpan la poire = de peer la pomme = de appek la pomme de terre = de aardappel la poubelle = de vuilbak la pousse de soja = de sojascheut la prune = de pruim la rave = de raap la rhubarbe = de rabarber la salière = het zoutpotje la saucère = de sauskom la scorsonère = de schorseneren la serviette = het servet la soif = de dorst la soucoupe = een ondertas la soupe = de soep la table = de tafel la tarte = de taart la tasse = een kop la théière = de teekom la tomate = de tomaat la vanille = de vanille la viande = het vlees l'alcohol = de alcohol l'arôme, le arôme = het aroma le bar = de bar le barman = de barman le beurre = de boter le beurrier = het botervlootje le bifteck = de biefstuk le biscuit = het koekje le bol = een kom le bonbon = het snoepje le bouchon = de kurk le brocoli = de brocoli le café = de koffie le céleri = de selder le champagne = de champagne le champignon = de champignon le chandelier = de kandelaar le chocolat = de chocolade le chou vert = de groene kool le chou-fleur = de bloemkool le citron = de citroen le client = de cliënt le cocktail = de cocktail le concombre = de komkommer le congelateur = de diepvriezer le coquetier = het eierdopje le couteau = het mes le couvert = het bestek le crémier = de melkkom le déjeuner = het middagmaal le dessert = het dessert le dessous-de-plat = de placemat le diner = het avondmaal le fenouil = de venkel le four = de oven le fromage = de kaas le fruit de la Passion = de passievrucht le garçon = de garcon le glaçon = het ijsblokje le grappe de raisin = de tros druiven le gril = de grill le grille-pain = de broodrooster le haché = het gehakt le haricot = de boon le jus de fruit = de fruitsap le lait = de melk le lardon = het spek le lave-vaiselle = de afwasmachine le limon = de limoen le litchi = de lychee le mais = de mais le maïs = de maïs le melon = de meloen le menu = de menu le miel = honing le moulin à poivre = de pepermolen le napperon = de placemat le pamplemousse = de pompelmoes le panier à pain = de broodmand le pepin = de pit le persil = de peterselie le petit déjeuner = het ontbijt le petit pain = broodje le placard de cuisine = de keukenkast le plan de travail = het werkblad le plat = de schotel, gerecht le plat de jour = de dagschotel le plat de poisson = het visgerecht le plat de viande = het vleesgerecht le plat principal = het hoofdgerecht le plateau = de plateau le poireau = de prei le pois = de erwt le poisson = de vis le poivre = de peper le poivron = de paprika le poivron rouge = de rode paprika le pot à lait = de melkkom le pudding = de pudding le radis = de radijs le raisin = de druif le réfrigérateur = de koelkast le reste = de rest le riz = de rijst le robinet = de kraan le saucisson = de worst le seau à glace = de ijsemmer le sel = het zout le souper = het laatavondmaal le sucre = de suiker le sucrier = de suikerpot le surgélateur = de diepvriezer le tabouret de bar = de barkruk le thé = de thee le tire-bouchon = de kurkentrekker le verre = het glas le verre à bière = het bierglas le verre à eau = het waterglas le verre à vin = het wijnglas le vin = de wijn le yaourt = de yoghurt l'eau = het water l'eau, une eau = het water les choux de Bruxelles = de spruiten les endives = het witloof les épices = de kruiden les épinards = de spinazie les plats = de gangen les tartes = de taarten l'huile = olie nourrir = voeden passer = doorgeven piquante = pikante plait = smaakt, bevalt pourrir = rotten préparer = klaarmaken refraichissant = verfrissend saignant = weinig doorbakken sent bon = ruikt lekker sent mauvais = ruikt slecht servez-vous = bedien u solide = vast tendre = mals tourner = zuur worden un abricot = een abrikoos un aliment = een voedingsmiddel un ananas = de ananas un ananas = een ananas un apéritif = een aperitief un artichaut = een artisjok un barbecue = een barbecue un bifteck = een steak un biscuit = een koekje un bistro = een informeel café; bistro un bonbon = een snoepje un casse-croute = een hapje uit het vuistje un champignon = een champignon un chocolat = een chocolademelk un chou = een kool un cidre = een cider un coca = een cola un cognac = een cognac un croissant = een croissant un cuisinier = een kok un essuie-main = een handdoek un évier = een gootsteen un gâteau = een gebak un hot-dog = een hotdog un jus de fruits = een vruchtensap un légume = een groente un melon = een meloen un milk-shake = een milkshake un oeuf = een ei un oignon = een ui un ouvre-bouteille = de flessenopener un pain = een brood un pastis = een pastis un pâté = een paté un pique-nique = een picknick un porto = een porto un raisin = een druif un rhum = een rum un rosbif = een rosbief un rosé = een rosé un sandwich = een sandwich un snack-bar = een snackbar un soda = een frisdrank un yaourt = een yoghurt une addition = de rekening une asperge = een asperge une assiette = een bord une assiette a dessert = een dessertbord une assiette à soupe = een soepbord une assiette creuse = een soepbord une assiette plat = een eetbord une auberge = een herberg une aubergine = een aubergine une baguette = een stokbrood une biscotte = een beschuit une boite = een blikje une cafétéria = een cafetaria une carotte = een wortel une crevette = een garnaal une croquette = een kroket une cuisinière = een kokkin une dinde = een kalkoen une échalote = een chalot une entrée = een voorgerecht une éponge = een spons une fraise = een aardbei une liqueur = een likeur une moule = een mossel une odeur = een geur une omelette = een omelet une orange = een sinaasappel une pâtisserie = een patisserie une pêche = een perzik une pizza = een pizza une poire = een peer une prune = een pruim une purée = een puree une recette = een recept une salade de fruits = een fruitsla une sardine = een sardine une tranche = een sneetje
Ingezonden op 06-12-2014 - 1900x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!