Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Fortuna, deel 2

21 Alle woordjes 20 + 21! PERFECT INGETYPT [Gymnasiast]

Jaar 3 (Gymnasium)

20A
iacio, ieci, ~iactus (iacěre) = gooien
postulo (postulare) = (op)eisen
consulatus = ambt van consul; consulaat
redeo, redii, ~reditum (redire) = terugkeren {Van werkwoorden die geen persoonlijk passief hebben, wordt het participium passief opgegeven met de onzijdige uitgang -um}
iubeo, iussi, ~iussus (+acc.) (iubēre) = bevelen (aan)
memoro (memorare) = ter sprake brengen; vermelden
proelium = gevecht
secundus = tweede; volgend, gunstig
honor, honoris (mnl.) = eer; eerbewijs
dignitas, dignitatis (vrwl.) = waardigheid; aanzien
cohors, cohortis (vrwl.) = cohort; legerafdeling
intersum, interfui, (interesse) = liggen/zijn tussen, (+dat.) aanwezig zijn bij
sol, solis (mnl.) = zon
iungo, iunxi, ~iunctus (iungěre) = verbinden
comes, comitis = metgezel; vriend
occultus = verborgen; geheim
lumen, luminis (onz.) = licht, oog
extinguo, exstinxi, ~extinctus (extinguěre) = (uit)blussen; (uit)doven, vernietigen
reperio, repperi, ~repertus (reperire) = vinden, te weten komen
finis, finis (mnl.) = einde; grens, (mv.) gebied
paulum (bijw.) = weinig; een beetje; even
factum est = het is gemaakt; het is gedaan, het is gebeurd
forma = gestalte, schoonheid
cano, caněre = (be)zingen, blazen
cantus = lied; gezang
contendo, contendi (contenděre) = zich inspannen, zich haasten; snel gaan, strijden

20B
Graecia = Griekenland
uterque, utriusque = elk van beide(n); beide(n)
adhuc (bijw.) = tot nu toe; nog
tot (onverbuigbaar) = zoveel
vinco, vici, ~victus (vincěre) = overwinnen; overtreffen
conspicio, conspexi, ~conspectus (conspicěre) = zien; beschouwen
difficilis, difficile = moeilijk
celer, celeris = snel
epistula = brief
tres, trium (gen.), tria (onz.) = drie
20C
supra (+acc.) = boven
nubes, nubis (vrwl.) = wolk
ob (+acc.) = wegens
lego, legi, ~lectus (legěre) = verzamelen, (uit)kiezen, lezen
quod = omdat, (+conj.) omdat, dat/wat {(+conj.) omdat (volgens de mening van het onderwerp van de hoofdzin) & dat/wat (betrekkelijk voornaamwoord)}
quidem (bijw.) = weliswaar, althans {Benadrukking vorige woord kan ook! & weliswaar kan gevolgd worden door sed!}
officium = plicht; taak
accedo, accessi, acceděre = naderen; erbij komen
simulo (simulare) = doen alsof; voorwenden
aliquis, aliquid = iemand; iets, (mv.) sommige(n); enkele(n)
vulnus, vulneris (onz.) = wond
pes, pedis (mnl.) = voet
honestus (honeste (bijw.)) = eervol, fatsoenlijk
quidam = een zekere, (mv.) enkele(n); sommige(n)
21A
de +abl. = over, wegens, van…af
facies, faciei = gedaante; uiterlijk, gezicht {Van woorden van het type manus wordt de genitivus op –us gegeven, van woorden van het type res wordt de genitivus op –ei gegeven.}
aufero, abstuli, ~ablatus (auferre) = wegnemen
moneo, monui, ~monitus = waarschuwen; aansporen
mare, maris (onz.) = zee
manus, manus (vrwl.) = hand, groep { Van woorden van het type manus wordt de genitivus op –us gegeven, van woorden van het type res wordt de genitivus op –ei gegeven.}
frango, fregi, ~fractus (frangěre) = breken
libertus = vrijgelatene
prodo, prodidi, ~proditus (proděre) = verraden, tonen; laten blijken
mora = uitstel; oponthoud
pergo (pergěre) = (voort)gaan
depono, deposui, ~depositus (deponěre) = neerleggen; neerzetten
metus, metus = vrees; angst
afficio, affeci, ~affectus +abl. (afficěre) = iemand (met) iets aandoen
affectus +abl. = aangedaan door
paulo ante = kort geleden; kort tevoren
defendo, defendi, ~defensus (defenděre) = verdedigen; beschermen
oratio, orationis (vrwl.) = redevoering
refero, rettuli, ~relatus (referre) = terugbrengen, berichten; rapporteren
pono, posui, ~positus (poněre) = plaatsen; neerleggen
prae +abl. = voor(…uit), wegens; door
vix = met moeite; nauwelijks
adeo (bijw.) = zozeer
communis, commune = gemeenschappelijk
21B
eripio, eripui, ~ereptus (eripěre) = wegrukken; ontrukken
coniungo, coniunxi, ~coniunctus (coniungěre) = verbinden
supero (superare) = overwinnen, overtreffen
audax, audacis = moedig, overmoedig; brutaal
gravis = zwaar; ernstig
sterno, stravi, ~stratus (sterněre) = neerwerpen; uitspreiden
frustra (bijw.) = vergeefs
aperio, aperui, ~apertus (aperire) = openen
demitto, demisi, ~demissus (demittěre) = naar beneden laten (gaan); laten zakken
recipio, recepi, ~receptus (recipěre) = terugkrijgen; terugnemen, ontvangen; opnemen
coniunx, coniugis = echtgenoot; echtgenote

Ingezonden op 06-12-2014 - 668x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Alle woordjes van Latijn Fortuna les 20 + 21.
Ik garandeer je dat dit de manier is waarop je ze moet leren en dat de aanvullingen en evt. meerdere betekenissen soms nodig zijn.

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Fortuna, deel 2

21 Alle woordjes 20 + 21! PERFECT INGETYPT [Gymnasiast]