Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
XExamenjaar Havo
› 2 Examenvocabulaire
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
XExamenjaar Havo
2 Examenvocabulaire
Jaar 5 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
jamais (à) = ooit ne jamais = nooit la jambe = het been un jardin = een tuin le journal = de krant tous les jours = elke dag un juge = een rechter un jugement = een vonnis juger = beoordelen juif, juive = joods jusqu'à ce que = tot jusqu'à présent = tot nu toe jusqu'à = tot jusque = tot justement = juist laisser = laten un lapin= een konijn se lever = opstaan un lien = een band donner à lieu = aanleiding geven tot la limitation = de beperking limité = beperkt la loi = de wet non de loin = niet ver van plus loin = verder louer = huren un loup= een wolf maintenir = handhaven la maison d'arrêt (m) = het huis van bewaring majoritaire = meerderheids un malade = een zieke, patiënt la maladie = de ziekte un malfaiteur = een boosdoener malin = ondeugend,slim, sluw le de manque = het gebrek aan manquer = gebrek hebben aan le mariage = het huwelijk méfiant = wantrouwig mélanger = mengen la mémoire = het geheugen une menace = een bedreiging une naissance = een geboorte ne ... plus = niet meer ne ... plus que = slechts né = geboren le nez = de neus ni ... ni = noch ... noch nier = ontkennen nommer = noemen un objectif = een doel obliger = verplichten obtenir = verkrijgen être occupé = het druk hebben l’odeur (f) = de geur un œuf = een ei offrir = aanbieden un oiseau = een vogel l’ombre (f) = de schaduw l’or (m) = het goud d’où = waarvan oublier = vergeten ouvrir = openen par conséquent = dientengevolge pareil(le) = dezelfde/hetzelfde parmi = te midden van à partir de = vanaf partout = overal à peine = nauwelijks pendant = tijdens perdre = verliezen peu = weinig la peur = de angst le pire = het ergste plusieurs = meerdere porter = dragen un poste = een functie poursuivre = vervolgen pourtant = toch près de = dichtbij presque = bijna la preuve = het bewijs prévu = voorzien proposer = voorstellen propre = schoon/eigen prudent = voorzichtig puisque = aangezien quand même = toch quant à = wat betreft quitter = verlaten rapide = snel se rappeler = zich herinneren rarement = zelden rassurée = gerust gesteld ravi = enthousiast recevoir = ontvangen reconnaître = herkennen réduire = beperken le regret = de spijt se rendre à = zich begeven naar renseigner = informeren un repas = een maaltijd rester = blijven retiré = teruggetrokken retourner = terugkeren réussir = slagen revenir = terugkomen rêver = dromen une révolte = een opstand un risque = een risico rouler = rijden une rumeur = een gerucht sans = zonder sauf = behalve la sécurité = de veiligheid séduire = verleiden selon = volgens sensible = gevoelig sentir = voelen/ruiken seul(e) = alleen si = als/ja(wel) la signification = de betekenis le silence = de stilte le son = het geluid des soucis(m) = zorgen soudain(e) = plotseling souffrir = lijden soupçonner = verdenken sourire = glimlachen la souris = de muis sous = onder se souvenir = zich herinneren subi = ondergaan/geleden la succession = de opvolging suffire = voldoende zijn suivi de = gevolgd door suivre = volgen un sujet = een onderwerp sûr = zeker surtout = vooral survivre = overleven un suspect = een verdachte la tâche = de taak tant = zoveel trop tard = te laat le taux = het ehalte/percentage témoigner = getuigen il y a quelque temps = een tijdje geleden tenter = proberen terminé = afgelopen la tête = het hoofd tirer = trekken tomber = vallen plus tôt = eerder tout entier = helemaal tout le monde = iedereen une trace = een spoor traiter = behandelen traverser = oversteken un trésor = een schat le tribunal = de rechtbank se tromper = zich vergissen trop près = te dichtbij un truc = een ding tuer = doden un sur deux = één op de twee une vache = een koe une vague = een golf en vain = tevergeefs une valise = een koffer vécu(e), (vivre) = meegemaakt / beleven(leven) vendre = verkopen la vente = de verkoop véritable = echt vers = naar/rond en ville = in de stad le visage = het gezicht rendre visite à = bezoeken la vitesse = de snelheid la voile = het zeil/de sluier une voisine = een buurvrouw un vol = een vlucht/een diefstal volé = gestolen un volontaire = een vrijwilliger vrai = echt/waar y a-t-il = er is/er zijn/geleden
Ingezonden op 09-12-2014 - 1187x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!